Een strategie voor de migratie van een inhoudsimplementatie plannen in System Center 2012 Configuration Manager

 

Van toepassing op: System Center 2012 Configuration Manager, System Center 2012 Configuration Manager SP1, System Center 2012 Configuration Manager SP2, System Center 2012 R2 Configuration Manager, System Center 2012 R2 Configuration Manager SP1

Terwijl u actief gegevens migreert naar een System Center 2012 Configuration Manager-doelhiërarchie, hebben de Configuration Manager-clients in beide hiërarchieën gewoon toegang tot de inhoud die u in de bronhiërarchie hebt geïmplementeerd. Bovendien kunt u migratie gebruiken om distributiepunten up te daten of opnieuw toe te wijzen vanaf de bronhiërarchie om er distributiepunten van te maken in de doelhiërarchie. Wanneer u distributiepunten deelt of opnieuw toewijst, kan deze strategie u helpen om te vermijden dat u inhouden opnieuw implementeert op nieuwe servers in de doelhiërarchie voor de clients die u migreert.

Hoewel u inhoud opnieuw kunt creëren en verdelen in de doelhiërarchie, kunt u ook de volgende punten gebruiken om deze inhoud te beheren:

  • Deel distributiepunten in de doelhiërarchie met clients in de doelhiërarchie.

  • Update zelfstandige Configuration Manager 2007-distributiepunten of Configuration Manager 2007-secundaire sites in de bronhiërarchie om er distributiepunten van te maken in de doelhiërarchie.

  • Wijs de distributiepunten van een System Center 2012 Configuration Manager-bronhiërarchie opnieuw toe aan een site in de doelhiërarchie.

Gebruik de volgende secties om u te helpen plannen voor inhoudimplementatie tijdens migratie:

  • Deel distributiepunten tussen de bron- en doelhiërarchieën

  • Planning voor het updaten van Configuration Manager 2007 gedeelde distributiepunten

    • Het upgradeproces voor distributiepunten

    • Plannen voor het uitvoeren van upgrades voor secundaire sites van Configuration Manager 2007

  • Plannen voor het opnieuw toewijzen van System Center 2012 Configuration Manager-distributiepunten

    • Het proces van het opnieuw toewijzen van distributiepunten
  • Eigendom van inhoud wanneer u inhoud migreert

Deel distributiepunten tussen de bron- en doelhiërarchieën

Tijdens migratie kunt u distributiepunten delen van een bronhiërarchie met de doelhiërarchie. U kunt gedeelde distributiepunten gebruiken om inhoud, die u gemigreerd hebt van een bronhiärarchie, onmiddellijk beschikbaar te maken voor klanten in de doelhiërarchie zonder dat u opnieuw inhoud moet creëren, en hem dan verdelen naar nieuwe distributiepunten in de doelhiërarchie. Wanneer clients in de doelhiërarchie inhoud opvragen die geïmplementeerd is naar distributiepunten die u gedeeld hebt, kunnen de distributiepunten als geldige locaties van inhoud aangeboden worden aan de clients.

Behalve dat het een geldige inhoudlocatie is voor clients in de doelhiërarchie zolang migratie van de bronhiërarchie actief blijft, is het mogelijk een distributiepunt up te daten of toe te wijzen aan de doelhiërarchie. U kunt een upgrade voor gedeelde Configuration Manager 2007-distributiepunten uitvoeren en gedeelde System Center 2012 Configuration Manager-distributiepunten opnieuw toewijzen. Als u een gedeeld distributiepunt updatet of opnieuw toewijst, wordt het distributiepunt verwijderd van de bronhiërarchie en wordt het een distributiepunt in de doelhiërarchie. Nadat u een gedeeld distributiepunt updatet of opnieuw toewijst, kunt u het distributiepunt in de doelhiërarchie blijven gebruiken nadat de migratie vanaf de bronhiërarchie beëindigd is. Zie Planning voor het updaten van Configuration Manager 2007 gedeelde distributiepunten voor meer informatie over hoe u een upgrade kunt uitvoeren voor een gedeeld distributiepunt. Zie Plannen voor het opnieuw toewijzen van System Center 2012 Configuration Manager-distributiepunten voor meer informatie over het opnieuw toewijzen van een gedeeld distributiepunt.

U kunt ervoor kiezen om distributiepunten te delen vanaf om het even welke bronsite in uw bronhiërarchie. Wanneer u distributiepunten deelt van een bronsite, wordt elk gekwalificeerd distributiepunt op de primaire site en elk distributiepunt op de secundaire, onderliggende site gedeeld. Om te kwalificeren om een gedeeld distributiepunt te zijn, moet de systeemserver van de site die het distributiepunt host, geconfigureerd zijn met een volledig gekwalificeerde domeinnaam (FQDN). Distributiepunten die geconfigureerd zijn met een NetBIOS-naam worden niet in aanmerking genomen.

Tip

Configuration Manager 2007 vereist niet dat u een FQDN configureert voor systeemservers van sites.

Gebruik de volgende informatie om u te helpen bij het plannen van gedeelde distributiepunten:

  • Distributiepunten die u deelt, moeten voldoen aan de vereisten voor gedeelde distributiepunten. Zie de sectie Vereiste configuraties voor migratie in het onderwerp Vereisten voor migratie in System Center 2012 Configuration Manager voor meer informatie over deze vereisten.

  • De gedeelde distributiepunt-actie is een instelling die draagt over de hele site, die alle gekwalificeerde distributiepunten delen op een bronsite en op alle rechtstreeks onderliggende, secundaire sites. U kunt geen individuele distributiepunten selecteren voor het delen als u delen van distributiepunten inschakelt.

  • Clients in de doelhiërarchie kunnen informatie over plaats van inhoud ontvangen voor pakketten die gedistribueerd zijn naar distributiepunten die gedeeld zijn vanaf de doelhiërarchie. Voor distributiepunten van een Configuration Manager 2007 -bronhiërarchie, behelst dit vertakkingsdistributiepunten, distributiepunten voor bestandsshares op server en standaard distributiepunten.

    System_CAPS_cautionLet op

    Indien u de bronhiërarchie wijzigt, zijn gedeelde distributiepunten van de originele bronhiërarchie niet langer beschikbaar en kunnen ze niet aangeboden worden als locatie van inhoud voor clients in de doelhiërarchie. Indien u de migratie herconfigureert om de oorspronkelijke bronhiërarchie te gebruiken, worden de voordien gedeelde distributiepunten gedeeld als geldige servers van locatie van inhoud.

  • Wanneer u een pakket migreert dat gehost is op een gedeeld distributiepunt, moet de versie van het pakket dezelfde blijven in de bron- en doelhiërarchieën. Wanneer een pakketversie niet dezelfde is in de bron- en doelhiërarchie, kunnen clients in de doelhiërarchie deze inhoud niet ophalen van het gedeelde distributiepunt. Daarom moet u, indien u een pakket updatet in de doelhiërarchie, de pakketgegevens opnieuw migreren vóór clients in de doelhiërarchie deze inhoud ophalen van een gedeeld distributiepunt.

    Notitie

    Wanneer u details voor een pakket bekijkt, dat is gehost op een gedeeld distributiepunt, wordt het aantal pakketten die weergegeven worden als Gehoste gemigreerde pakketten op het tabblad Gedeelde distributiepunten van de bronsites niet geüpdatet tot de volgende cyclus van gegevensgaring beëindigd is.

  • U kunt de gedeelde distributiepunten en hun kenmerken zien in het knooppunt bronhiêrarchie van de werkruimte Beheer in de Configuration Manager-console die verbindt met de doelhiërarchie.

  • U kunt geen gedeeld distributiepunt van een Configuration Manager 2007-bronhiërarchie gebruiken om pakketten te hosten voor Microsoft Application Virtualization (App-V). App-V pakketen moeten migreren en geconverteerd worden om te kunnen gebruikt worden door clients in de doelhiërarchie. U kunt echter een gedeeld distributiepunt van een System Center 2012 Configuration Manager-bronhiërarchie gebruiken om App-V-pakketten te hosten voor clients in een doelhiërachie.

  • Indien u een beschermd distributiepunt deelt van een Configuration Manager 2007-bronhiërarchie, creëert de doelhiërarchie een grensgroep die de beschermde netwerklocaties van dat distributiepunt deelt. U kunt deze grensgroep in de doelhiërarchie niet wijzigen. Indien u evenwel de informatie van de beschermde grens voor het distributiepunt wijzigt in de Configuration Manager 2007-bronhiërarchie, wordt deze wijziging gereflecteerd in de doelhiërarchie nadat de volgende cyclus van gegevensgaring eindigt.

    Notitie

    Omdat System Center 2012 Configuration Manager-sites het concept gebruiken van voorkeursdistributiepunten in plaats van beschermde distributiepunten, is deze voorwaarde enkel van toepassing op distributiepunten die gedeeld worden door Configuration Manager 2007-bronsites.

Vóór u distributiepunten van een bronsite deelt, zijn de in aanmerking komende distributiepunten niet zichtbaar in de Configuration Manager-console. Nadat u distributiepunten deelt, worden enkel de distributiepunten getoond die effectief gedeeld worden.

Nadat u de distributiepunten hebt gedeeld, kunt u de configuratie van een gedeeld distributiepunt wijzigen in de bronhiërarchie. Wijzigingen die u maakt aan de configuratie van een distributiepunt worden weerspiegeld in de doelhiërarchie na de volgende cyclus van gegevensgaring, Distributiepunten die u updatet om ze in aanmerking te laten komen voor delen, worden automatisch gedeeld, terwijl deze die niet langer in aanmerking komen, niet langer gedeeld worden. Bijvoorbeeld zou u een distributiepunt kunnen hebben dat niet geconfigureerd is met een intranet FQDN en niet initieel niet gedeeld werd met de doelhiërachie. Nadat u de FQDN voor dat distributiepunt configureert, erkent de volgende gegevensgaringcyclus deze configuratie en het distributiepunt wordt dan gedeeld met de doelhiërarchie.

Planning voor het updaten van Configuration Manager 2007 gedeelde distributiepunten

Indien u migreert van een Configuration Manager 2007-bronhiërarchie, kunt u een gedeeld distributiepunt updaten om er een System Center 2012 Configuration Manager-distributiepunt van te maken. U kunt distributiepunten updaten op zowel primaire als secundaire sites. Het updateproces verwijdert het distributiepunt van de Configuration Manager 2007-hiërarchie en maakt er een systeemserver voor sites van in de doelhiërachie. Dit proces kopieert ook de bestaande inhoud, die zich op het distributiepunt bevindt, naar een nieuwe locatie op de computer voor distributiepunten. Het updateproces wijzigt dan de kopie van de inhoud om de single instance store te creëren voor gebruik met inhoudimplementatie in de doelhiërarchie. Daarom hoeft u niet, als u een distributiepunt updatet, de gemigreerde inhoud, die gehost werd op het Configuration Manager 2007-distributiepunt, opnieuw te distribueren.

Nadat Configuration Manager de inhoud converteert naar de single instance store, wordt de volgende actie ondernomen, afhankelijk van de versie van de Configuration Manager-doelhiërarchie:

  • Een hiërarchie die System Center 2012 Configuration Manager uitvoert zonder servicepack, laat de originele broninhoud ongewijzigd op de computer van de distributiepunten.

  • Vanaf System Center 2012 Configuration Manager SP1 verwijdert Configuration Manager de originele broninhoud op de computer van de distributiepunten om schijfruimte vrij te maken en wordt niet de originele inhoud van de bronlocatie gebruikt.

Niet alle Configuration Manager 2007-distributiepunten die u kunt delen, komen in aanmerking om up te daten tot System Center 2012 Configuration Manager. Om in aanmerking te komen voor update, moet een Configuration Manager 2007-distributiepunt voldoen aan de updatevoorwaarden die de systeemserver van de site bevatten waarop het distributiepunt geïnstalleerd is, en aan het type van Configuration Manager 2007-distributiepunt dat geïnstalleerd is. U kunt bijvoorbeeld geen enkel type distributiepunt updaten dat geïnstalleerd is op de servercomputer van de primaire site, maar u kunt een standaard distributiepunt updaten dat geïnstalleerd is op de servercomputer van de site op een secundaire site.

Notitie

U kunt enkel deze Configuration Manager 2007 gedeelde distributiepunten delen die zich bevinden op een computer die een versie van een besturingssysteem uitvoert die ondersteund is voor distributiepunten in de doelhiërarchie. Hoewel u bijvoorbeeld een Configuration Manager 2007-distributiepunt kunt delen dat zich op een computer met Windows XP SP2 bevindt, kunt u dit gedeelde distributiepunt niet bijwerken, omdat het besturingssysteem niet door System Center 2012 Configuration Manager wordt ondersteund voor gebruik als distributiepunt.

De volgende tabel geeft een lijst van de ondersteunde locaties voor elk type Configuration Manager 2007-distributiepunt dat u kunt updaten.

Type distributiepunt

Distributiepunt op een sitesysteemcomputer die niet de siteserver is

Distributiepunt op een sitesysteemcomputer die niet de siteserver is en die andere systeemfuncties voor de site host

Distributiepunt op een secundaire siteserver

Standaard distributiepunt

Ja

Nee

Ja

Distributiepunt op server deelt1

Ja

Nee

Nee

Vertakkingsdistributiepunt

Ja

Nee

Nee

1 Beginnend met System Center 2012 Configuration Manager, ondersteunt Configuration Manager geen bestandsshares op server voor sitesystemen, maar ondersteunt de update van een Configuration Manager 2007-distributiepunt dat op een bestandsshare op server is. Als u een Configuration Manager 2007-distributiepunt updatet dat op een bestandsshare op server is, dan wordt het type van het distributiepunt automatisch geconverteerd naar een server en u moet het station selecteren op de computer van het distributiepunt dat de single instance content store zal opslaan.

System_CAPS_warningWaarschuwing

Maak, vóór u een vertakkingsdistributiepunt updatet, de installatie van de Configuration Manager 2007-clientsoftware ongedaan. Indien u een vertakkingsdistributiepunt updatet dat de Configuration Manager 2007-clientsoftware geïnstalleerd heeft, wordt de inhoud, die voordien op de computer was geïmplementeerd, verwijderd en de update van het distributiepunt faalt.

Selecteer, om distributiepunten te identificeren, die in aanmerking komen voor een update in de Configuration Manager-console in het bronhiërarchie-knooppunt, een bronsite en selecteer dan het tabblad Gedeelde distributiepunten. Distributiepunten die in aanmerking voor upgrade komen, geven Ja weer in de kolom Komt in aanmerking voor upgrade.

Wanneer u een upgrade uitvoert voor een distributiepunt dat op een secundaire Configuration Manager 2007-siteserver is geïnstalleerd, wordt de secundaire site verwijdert uit de bronhiërarchie. Hoewel dit scenario een secundaire site-upgrade wordt genoemd, is dit alleen van toepassing op de sitesysteemrol voor distributiepunten. Het resultaat is dat de secundaire site niet wordt bijgewerkt en dat deze in plaats daarvan wordt verwijderd. Hierdoor blijft er slechts één distributiepunt uit de doelhiërarchie achter op de computer die als secundaire siteserver fungeerde. Omdat de secundaire site uit de bronhiërarchie is verwijderd, is het raadzaam om de sectie Plannen voor het uitvoeren van upgrades voor secundaire sites van Configuration Manager 2007 in dit onderwerp te raadplegen.

Het upgradeproces voor distributiepunten

U kunt de Configuration Manager-console gebruiken om een upgrade uit te voeren van Configuration Manager 2007-distributiepunten die u met de doelhiërarchie hebt gedeeld. Wanneer een upgrade uitvoert voor een gedeeld distributiepunt, wordt het distributiepunt uit de Configuration Manager 2007-site verwijdert. Het distributiepunt wordt vervolgens geïnstalleerd als een distributiepunt dat is gekoppeld aan een primaire of secundaire site die u opgeeft in de doelhiërarchie. Het upgradeproces maakt een kopie van de gemigreerde inhoud die op het distributiepunt is opgeslagen en converteert deze kopie vervolgens naar de Single Instance Store voor inhoud. Wanneer Configuration Manager een pakket converteert naar een Single Instance Store voor inhoud, wordt dat pakket verwijderd uit de SMSPKG-share op de distributiepuntcomputer, tenzij er sprake is van een of meer aankondigingen voor het pakket die zijn ingesteld op Programma uitvoeren vanaf distributiepunt.

Als u een upgrade voor het distributiepunt wilt uitvoeren, gebruikt Configuration Manager het toegangsaccount voor de bronsite dat is geconfigureerd voor het verzamelen van gegevens van de SMS-provider van de bronsite. Ondanks dat dit account alleen een machtiging voor lezen nodig heeft voor siteobjecten voor het verzamelen van gegevens vanaf de bronsite, moet dit ook over een machtiging voor verwijderen en aanpassen voor de klasse Site beschikken om het distributiepunt tijdens de upgrade uit de Configuration Manager 2007-site te verwijderen.

Notitie

Configuration Manager kan inhoud slechts op één distributiepunt tegelijk naar een Single Instance Store converteren. Wanneer u meerdere distributiepuntupgrades configureert, worden de distributiepunten in de wachtrij voor upgraden geplaatst en één voor één verwerkt.

Voordat u een upgrade van een gedeeld distributiepunt uitvoert, moet u ervoor zorgen dat alle inhoud die voor het distributiepunt is geïmplementeerd, wordt gemigreerd. Inhoud die u niet migreert voordat u een upgrade van het distributiepunt uitvoert, is na de upgrade niet beschikbaar in de doelhiërarchie. Wanneer u een upgrade van een distributiepunt uitvoert, wordt de inhoud in de gemigreerde pakketten geconverteerd naar een indeling die compatibel is met Single Instance Store in de doelhiërarchie.

Als u een upgrade van een distributiepunt uitvoert vanuit de Configuration Manager-console, moet de Configuration Manager 2007-sitesysteemserver aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • De configuratie en locatie van het distributiepunt moeten in aanmerking komen voor het uitvoeren van een upgrade.

  • De distributiepuntcomputer moet over voldoende schijfruimte beschikken om inhoud met de Configuration Manager 2007-indeling voor inhoudopslag naar de Single Instance Store-indeling te converteren. Bij System Center 2012 Configuration Manager zonder servicepack vereist deze conversie een hoeveelheid beschikbare vrije schijfruimte die twee keer zo groot is als de bestaande hoeveelheid gegevens op het distributiepunt. Vanaf System Center 2012 Configuration Manager SP1 vereist deze conversie een hoeveelheid beschikbare schijfruimte die gelijk is aan de grootte van het grootste pakket dat op het distributiepunt is opgeslagen.

  • Op de distributiepuntcomputer moet een besturingssysteemversie worden uitgevoerd die wordt ondersteund als een distributiepunt in de doelhiërarchie.

    Notitie

    Wanneer Configuration Manager controleert of een distributiepunt geschikt is voor het uitvoeren van een upgrade, wordt de besturingssysteemversie van de distributiepuntcomputer niet gevalideerd.

Vouw, als u een upgrade van een distributiepunt wilt uitvoeren, in de werkruimte Beheer het knooppunt Migratie uit, vouw het knooppunt Bronhiërarchie uit en selecteer de site die het distributiepunt bevat dat u wilt upgraden. Selecteer vervolgens in het detailvenster op het tabblad Gedeelde distributiepunten het distributiepunt waarvoor u een upgrade wilt uitvoeren.

U kunt bevestigen dat het distributiepunt klaar is voor het uitvoeren van een upgrade door de status weer te geven in de kolom met de naam Komt in aanmerking voor opnieuw toewijzen of een vergelijkbare naam (dit was vóór System Center 2012 R2 Configuration Manager de kolom Komt in aanmerking voor upgrade). Selecteer vervolgens in het Configuration Manager-consolelint, op het tabblad Distributiepunten in de groep Distributiepunt de optie Opnieuw (vóór System Center 2012 R2 Configuration Manager was dit de knop Upgrade). Hierdoor wordt er een wizard geopend die u gebruikt om de upgrade van het distributiepunt te voltooien.

Wanneer u een upgrade uitvoert voor een gedeeld distributiepunt, moet u het distributiepunt toewijzen aan een primaire of secundaire site van uw keuze in de doelhiërarchie. Nadat er een upgrade van het distributiepunt is uitgevoerd, beheert u het distributiepunt als een distributiepunt in de doelhiërarchie, zoals u dat ook bij elk ander distributiepunt zou doen.

U kunt de voortgang van een distributiepuntupgrade controleren in de Configuration Manager-console. Selecteer hiertoe het knooppunt Migratie van distributiepunt onder het knooppunt Migratie van de werkruimte Beheer (vóór System Center 2012 R2 Configuration Manager was dit het knooppunt Upgrade van distributiepunten). U kunt ook informatie weergegeven via het bestand Migmctrl.log op de server van de centrale beheersite van de doelhiërarchie of in het bestand distmgr.log op de siteserver in de doelhiërarchie die het bijgewerkte distributiepunt beheert.

Notitie

Wanneer u een upgrade uitvoert voor een distributiepunt in de doelhiërarchie, wordt de sitesysteemrol van het distributiepunt uit de Configuration Manager 2007-bronsite verwijderd. Pakketten die naar het distributiepunt zijn verzonden, worden echter niet bijgewerkt in de Configuration Manager 2007-hiërarchie. Pakketten die naar het distributiepunt zijn verzonden, duiden in de Configuration Manager 2007-console de sitesysteemcomputer nog steeds aan als een distributiepunt waarbij Type op Onbekend is ingesteld. Daaropvolgende updates voor de pakketten in Configuration Manager 2007 leiden ertoe dat Distribution Manager fouten rapporteert in het bestand distmgr.log voor de desbetreffende site wanneer de site probeert om het pakket bij te werken op een onbekend sitesysteem.

Als u besluit om geen upgrade uit te voeren voor een gedeeld distributiepunt, is het nog steeds mogelijk om een distributiepunt vanuit de doelhiërarchie op een voormalig Configuration Manager 2007-distributiepunt te installeren. Voordat u het nieuwe distributiepunt installeert, moet u alle Configuration Manager 2007-sitesysteemrollen van de distributiepuntcomputer verwijderen. Dit omvat de Configuration Manager 2007-site als dit de siteservercomputer is. Wanneer u een Configuration Manager 2007-distributiepunt verwijdert, wordt inhoud die voor dit distributiepunt is geïmplementeerd niet van deze computer verwijderd.

Plannen voor het uitvoeren van upgrades voor secundaire sites van Configuration Manager 2007

Wanneer u migratie gebruikt voor het uitvoeren van een upgrade voor een gedeeld distributiepunt dat wordt gehost op een secundaire siteserver van Configuration Manager 2007, wordt door Configuration Manager de sitesysteemrol van het distributiepunt bijgewerkt naar een distributiepunt in de doelhiërarchie en wordt de secundaire site uit de bronhiërarchie verwijderd. Het resultaat is een System Center 2012 Configuration Manager-distributiepunt, maar geen secundaire site.

Een distributiepunt op een siteservercomputer komt past in aanmerking voor het uitvoeren van een upgrade als Configuration Manager in staat is om de secundaire site, inclusief de afzonderlijke sitesysteemrollen, van de desbetreffende computer te verwijderen. Gewoonlijk komen gedeelde distributiepunten op Configuration Manager 2007-servershares in aanmerking voor het uitvoeren van een upgrade. Wanneer er echter sprake is van een servershare op een secundaire siteserver, komen de secundaire site en eventuele gedeelde distributiepunten op de desbetreffende computer niet aanmerking voor het uitvoeren van een upgrade. Dit komt doordat de servershare wordt behandeld als een aanvullend sitesysteemobject wanneer het proces probeert om de secundaire site te verwijderen. Het proces kan dit object niet verwijderen. In dit scenario kunt u een standaarddistributiepunt op de secundaire siteserver inschakelen en vervolgens de inhoud distribueren naar dit standaarddistributiepunt. Hierbij wordt er geen netwerkbandbreedte gebruikt. Wanneer dit is voltooid, kunt u het distributiepunt verwijderen van de servershare, de servershare verwijderen en vervolgens een upgrade uitvoeren van het distributiepunt en de secundaire site.

Voordat u een upgrade van een gedeeld distributiepunt uitvoert, controleert u de distributiepuntconfiguratie in Configuration Manager 2007 om te voorkomen dat u een distributiepunt dat u nog steeds met Configuration Manager 2007 wilt gebruiken, bijwerkt naar een secundaire site. Dit komt doordat na het uitvoeren van een upgrade voor een gedeeld distributiepunt dat zich op een secundaire siteserver bevindt, de sitesysteemserver uit de Configuration Manager 2007-hiërarchie wordt verwijderd en niet langer beschikbaar is voor gebruik met de desbetreffende hiërarchie. Wanneer de secundaire site wordt verwijderd, worden eventueel resterende distributiepunten op deze secundaire site zwevende distributiepunten. Dit betekent dat deze niet langer kunnen worden beheerd vanuit Configuration Manager 2007, dat deze niet langer worden gedeeld en dat deze niet meer in aanmerking komen voor het uitvoeren van een upgrade.

System_CAPS_cautionLet op

Wanneer u gedeelde distributiepunten weergeeft in de Configuration Manager-console, wordt niet aangegeven of een gedeeld distributiepunt zich op een externe sitesysteemserver bevindt of dat dit zich op de secundaire siteserver bevindt.

U kunt overwegen om een upgrade uit te voeren voor secundaire sites met een gedeeld distributiepunt wanneer u beschikt over een secundaire site op een externe netwerklocatie die wordt gebruikt voor het beheren van de implementatie van inhoud op de desbetreffende externe locatie. Omdat u de bandbreedteregeling kunt configureren voor de distributie van inhoud naar een System Center 2012 Configuration Manager-distributiepunt, kunt u een secundaire site meestal bijwerken naar een distributiepunt, het distributiepunt configureren voor v en de installatie van een secundaire site op die netwerklocatie in de doelhiërarchie vermijden.

Het proces voor het uitvoeren van een upgrade van een gedeeld distributiepunt op een secundaire siteserver werkt hetzelfde als elke andere upgrade van een gedeeld distributiepunt. Inhoud wordt gekopieerd en naar een Single Instance Store-indeling geconverteerd voor gebruik in de doelhiërarchie. Wanneer u echter een upgrade uitvoert van een gedeeld distributiepunt dat zich op een secundaire siteserver bevindt, verwijdert het upgradeproces het beheerpunt, indien aanwezig, en de secundaire site van de server. Het resultaat is dat de secundaire site uit de Configuration Manager 2007-hiërarchie wordt verwijderd. Voor het installeren van de secundaire site, gebruikt Configuration Manager het account dat is geconfigureerd voor het verzamelen van gegevens vanaf de bronsite.

Tijdens de upgrade is er sprake van een vertraging tussen het moment waarop de secundaire site van Configuration Manager 2007 wordt verwijderd en het moment waarop de installatie van het distributiepunt in de doelhiërarchie begint. De gegevensverzamelingscyclus is bepalend voor de duur van deze vertraging, die maximaal vier uur bedraagt. De vertraging is bedoeld om tijd beschikbaar te maken voor het verwijderen van de secundaire site voordat de installatie van het nieuwe distributiepunt begint.

Zie Planning voor het updaten van Configuration Manager 2007 gedeelde distributiepunten voor meer informatie over hoe u een upgrade kunt uitvoeren voor een gedeeld distributiepunt.

Plannen voor het opnieuw toewijzen van System Center 2012 Configuration Manager-distributiepunten

Wanneer u een ondersteunde versie van System Center 2012 Configuration Manager naar een hiërarchie met dezelfde versie migreert, kunt u een gedeeld distributiepunt via de bronhiërarchie opnieuw toewijzen aan een site in de doelhiërarchie. Dit is vergelijkbaar met het concept van het uitvoeren van een upgrade voor een Configuration Manager 2007-distributiepunt, zodat dit een distributiepunt in de doelhiërarchie wordt. U kunt distributiepunten van primaire sites en secundaire sites beide opnieuw toewijzen. De actie van het opnieuw toewijzen van een distributiepunt leidt ertoe dat het distributiepunt uit de bronhiërarchie wordt verwijderd en maakt de computer met het bijbehorende distributiepunt tot een sitesysteemserver van de site die u in de doelhiërarchie selecteert.

Wanneer u een distributiepunt opnieuw toewijst, hoeft u gemigreerde inhoud die op het bronsitedistributiepunt werd gehost, niet opnieuw te distribueren. Daarnaast vereist het opnieuw toewijzen van een distributiepunt, in tegenstelling tot hetgeen het geval is bij de upgrade van een Configuration Manager 2007-distributiepunt, geen extra schijfruimte op de distributiepuntcomputer. Dit komt doordat vanaf System Center 2012 Configuration Manager distributiepunten de Single Instance Store-indeling voor inhoud gebruiken en de inhoud op de distributiepuntcomputer niet hoeft te worden geconverteerd wanneer het distributiepunt tussen hiërarchieën opnieuw wordt toegewezen.

Een System Center 2012 Configuration Manager-distributiepunt komt alleen in aanmerking voor opnieuw toewijzen, als aan de volgende criteria wordt voldaan:

  • Een gedeeld distributiepunt moet op een andere computer dan de siteserver zijn geïnstalleerd.

  • Een gedeeld distributiepunt mag zich niet op dezelfde locatie bevinden als eventuele aanvullende sitesysteemrollen.

Als u distributiepunten die in aanmerking komen voor opnieuw toewijzen, wilt identificeren in de Configuration Manager-console, selecteert u in het knooppunt Bronhiërarchie een bronsite en vervolgens selecteert u het tabblad Gedeelde distributiepunten. Bij distributiepunten die in aanmerking komen wordt de tekst Ja weergegeven in de kolom met de naam Komt in aanmerking voor opnieuw toewijzen of een soortgelijke naam (vóór System Center 2012 R2 Configuration Manager was dit de kolom Komt in aanmerking voor upgrade).

Het proces van het opnieuw toewijzen van distributiepunten

U kunt de Configuration Manager-console gebruiken voor het opnieuw toewijzen van distributiepunten die u via een actieve doelhiërarchie hebt gedeeld. Wanneer een u gedeeld distributiepunt opnieuw toewijst, wordt het distributiepunt uit de bijbehorende bronsite verwijdert. Het distributiepunt wordt vervolgens geïnstalleerd als een distributiepunt dat is gekoppeld aan een primaire of secundaire site die u opgeeft in de doelhiërarchie.

Als u het distributiepunt opnieuw wilt toewijzen, gebruikt de doelhiërarchie het toegangsaccount voor de bronsite dat is geconfigureerd voor het verzamelen van gegevens van de SMS-provider van de bronsite. Zie Vereisten voor migratie in System Center 2012 Configuration Manager voor informatie over vereiste machtigingen en aanvullende vereisten.

Eigendom van inhoud wanneer u inhoud migreert

Wanneer u inhoud voor implementaties migreert, moet u het inhoudsobject toewijzen aan een site in de doelhiërarchie. Deze site wordt vervolgens de eigenaar van de desbetreffende inhoud in de doelhiërarchie. Hoewel de site op het hoogste niveau van uw doelhiërarchie de site is die de metagegevens voor inhoud feitelijk migreert, is het de toegewezen site die de oorspronkelijke bronbestanden voor de inhoud via het netwerk benadert.

U kunt overwegen om het eigendom van de inhoud over te dragen aan een site in de doelhiërarchie die zich op het netwerk dicht in de buurt van de inhoudslocatie in de bronhiërarchie bevindt om de bandbreedte te minimaliseren die wordt gebruikt wanneer u inhoud migreert. Omdat informatie over de inhoud in de doelhiërarchie globaal wordt gedeeld, is deze beschikbaar op elke site.

Hoewel informatie over inhoud via databasereplicatie met alle sites wordt gedeeld, wordt inhoud die u toewijst aan een primaire site en die u vervolgens voor distributiepunten op andere sites implementeert, overgebracht via op bestanden gebaseerde replicatie. Deze overdracht verloopt via de centrale beheersite en vervolgens via de aanvullende primaire site. Door het centraliseren van pakketten die u voor of tijdens het migreren naar meerdere primaire sites wilt distribueren wanneer u een site toewijst als eigenaar van de inhoud, kunt u gegevensoverdrachten via netwerken met een lage bandbreedte reduceren.