Aangepaste rapportmodellen maken in SQL Server Reporting Services

 

Van toepassing op: System Center 2012 Configuration Manager, System Center 2012 Configuration Manager SP1, System Center 2012 Configuration Manager SP2, System Center 2012 R2 Configuration Manager, System Center 2012 R2 Configuration Manager SP1

Voorbeeldrapportmodellen zijn opgenomen in Microsoft System Center 2012 Configuration Manager maar u kunt ook rapportmodellen definiëren op basis van uw bedrijfsbehoeften en het rapportmodel vervolgens implementeren op Configuration Manager voor gebruik bij het maken van nieuwe modelrapporten. De volgende tabel geeft de stappen voor het maken en implementeren van een basisrapportmodel.

Notitie

Zie de rubriek Stappen voor het maken van een geavanceerd rapportmodel in SQL Server Reporting Services in dit onderwerp voor de stappen om een geavanceerder rapportmodel te maken.

Stap

Beschrijving

Meer informatie

Controleer of SQL Server Business Intelligence Development Studio is geïnstalleerd

Rapportmodellen worden toegewezen en gebouwd met SQL Server Business Intelligence Development Studio. Controleer of SQL Server Business Intelligence Development Studio is geïnstalleerd op de computer waarop u het aangepaste rapportmodel maakt.

Zie voor meer informatie over SQL Server Business Intelligence Development Studio de documentatie bij SQL Server 2008.

Maak een rapportmodelproject

Een rapportmodelproject bevat de definitie van de gegevensbron (een .ds file), de definitie van de gegevensbronweergave (een .dsv file) en het rapportmodel (een .smdl file).

Zie voor meer informatie de rubriek Het rapportmodelproject maken in dit onderwerp.

Een gegevensbron definiëren voor een rapportmodel

Na het voltooien van een rapportmodelproject definieert u een gegevensbron waarvandaan u bedrijfsgegevens importeert. Dit is meestal de Configuration Manager-sitedatabase.

Zie voor meer informatie de rubriek De gegevensbron voor het rapportmodel definiëren in dit onderwerp.

Een gegevensbronweergave definiëren voor een rapportmodel

Na de definitie van de gegevensbronnen die u gebruikt in uw rapportmodelproject, bestaat de volgende stap uit het definiëren van een gegevensbronweergave voor het project. Een gegevensbronweergave is een logisch datamodel dat is gebaseerd op een of meerdere gegevensbronnen. Gegevensbronweergaven bevatten toegang tot de fysieke objecten, zoals tabellen en weergaven, die zich in onderliggende gegevensbronnen bevinden. SQL Server Reporting Services genereert het rapportmodel vanaf de gegevensbronweergave.

Gegevensbronweergaven helpen u bij het ontwerpproces voor modellen door middel van een nuttige weergave van de gegevens die u hebt opgegeven. U kunt zonder de onderliggende gegevensbron te wijzigen tabellen en velden opnieuw benoemen en samengestelde velden en afgeleide tabellen toevoegen in een gegevensbronweergave. Voor een efficiënt model voegt u alleen die tabellen toe aan de gegevensbronweergave die u gaat gebruiken.

Zie voor meer informatie de rubriek De gegevensbronweergave voor het rapportmodel definiëren in dit onderwerp.

Een rapportmodel maken

Een rapportmodel is een laag bovenop een database die bedrijven, velden en rollen kan identificeren. Bij publicatie kunnen Report Builder-gebruikers met behulp van deze modellen rapporten ontwikkelen zonder verdere kennis te hebben van databasestructuren of het samenstellen van query's. Modellen bestaan uit sets gerelateerde rapportitems die zijn gegroepeerd onder een beschrijvende naam, met vooraf gedefinieerde relaties tussen deze zakelijke items en met vooraf gedefinieerde berekeningen. Modellen worden gedefinieerd met behulp van een XML-taal, die SMDL (Semantic Model Definition Language) wordt genoemd. De bestandsnaamextensie voor rapportmodelbestanden is .smdl.

Zie voor meer informatie de rubriek Maken van het rapportmodel in dit onderwerp.

Een rapportmodel publiceren

Om een rapport samen te stellen met behulp van het model dat u zojuist hebt gemaakt, moet u het naar een rapportserver publiceren. De gegevensbron en gegevensbronweergave zijn in het model opgenomen wanneer het wordt gepubliceerd.

Zie voor meer informatie de rubriek Publiceren van het rapportmodel voor gebruik in SQL Server Reporting Services in dit onderwerp.

Het rapportmodel implementeren naar Configuration Manager

Voordat u een aangepast rapportmodel kunt gebruiken in de wizard Rapport maken om een rapport op basis van een model te maken, moet u het rapportmodel implementeren naar Configuration Manager.

Zie voor meer informatie de rubriek Het aangepaste rapportmodel implementeren naar Configuration Manager in dit onderwerp.

Stappen voor het maken van een basisrapportmodel in SQL Server Reporting Services

U kunt de volgende procedures gebruiken om een basisrapportmodel te maken die gebruikers op uw site kunnen gebruiken om rapporten op basis van een model en gegevens te maken in één enkele weergave van de System Center 2012 Configuration Manager-database. U maakt een rapportmodel met daarin informatie over de clientcomputers op uw site voor de auteur van het rapport. Deze informatie is genomen van de weergave v_R_System in de System Center 2012 Configuration Manager-database.

Controleer op de computer waar u deze procedures uitvoert of u SQL Server Business Intelligence Development Studio hebt geïnstalleerd en dat de computer netwerkverbinding heeft met de Reporting Services-puntserver. Zie voor meer informatie over SQL Server Business Intelligence Development Studio de documentatie bij SQL Server 2008.

Het rapportmodelproject maken

  1. Klik op het bureaublad op Start, dan op Microsoft SQL Server 2008, en daarna op SQL Server Business Intelligence Development Studio.

  2. Klik, nadat SQL Server Business Intelligence Development Studio geopend hebt in Microsoft Visual Studio, op Bestand, daarna op Nieuw, en tot slot op Project.

  3. In het dialoogvenster Nieuw project selecteert u Rapportmodelproject in de lijst Sjablonen.

  4. Geef in het Naam-vak een naam op voor dit rapportmodel. Typ voor dit voorbeeld Simple_Model.

  5. Klik op OK om het rapportmodelproject te maken.

  6. De oplossing Simple_Model wordt weergegeven in de Solution Explorer.

    Notitie

    Als u het deelvenster Solution Explorer niet kunt zien, klikt u op Weergeven en vervolgens op Solution Explorer.

De gegevensbron voor het rapportmodel definiëren

  1. Klik in het deelvenster Solution Explorer van SQL Server Business Intelligence Development Studio met de rechtermuisknop op Gegevensbronnen om Nieuwe gegevensbron toevoegen te selecteren.

  2. Klik op de pagina Welkom bij de wizard Gegevensbron op Volgende.

  3. Controleer op de pagina De definitie voor de verbinding selecteren of Een gegevensbron maken op basis van een bestaande of nieuwe verbinding is geselecteerd en klik vervolgens op Nieuw.

  4. Specificeer in het dialoogvenster Verbindingsbeheer de volgende verbindingseigenschappen voor de gegevensbron:

    - **Servernaam**: Typ de naam van uw System Center 2012 Configuration Manager-sitedatabaseserver of selecteer deze in de lijst. Als u werkt met een benoemd exemplaar in plaats van met een standaardexemplaar, typt u \<*databaseserver*\>\\\<*exemplaarnaam*\>.
    
    - Selecteer **Windows-verificatie gebruiken**.
    
    - Selecteer in de lijst **Selecteer een databasenaam of voer een naam in** de naam van uw Configuration Manager-sitedatabase.
    
  5. Klik op Verbinding testen om de verbinding met de database te controleren.

  6. Als de verbinding slaagt, klikt u op OK om het dialoogvenster Verbindingsbeheer te sluiten. Als de verbinding niet slaagt, controleer dan of de informatie die u hebt ingevoerd juist is en klik daarna opnieuw op Verbinding testen.

  7. Controleer op de pagina De definitie voor de verbinding selecteren of Een gegevensbron maken op basis van een bestaande of nieuwe verbinding is geselecteerd, controleer of de gegevensbron die u zojuist hebt opgegeven is geselecteerd in Gegevensverbindingen en klik vervolgens op Volgende.

  8. Geef in Naam van gegevensbron een naam op voor de gegevensbron en klik vervolgens op Voltooien. Typ voor dit voorbeeld Simple_Model.

  9. De gegevensbron Simple_Model.ds wordt nu weergegeven in Solution Explorer onder het knooppunt Gegevensbronnen.

    Notitie

    Als u de eigenschappen van een bestaande gegevensbron wilt bewerken, dubbelklikt u op de gegevensbron in de map Gegevensbronnen van het deelvenster Solution Explorer om de gegevensbroneigenschappen weer te geven in Gegevensbronontwerper.

De gegevensbronweergave voor het rapportmodel definiëren

  1. Klik in Solution Explorer met de rechtermuisknop op Gegevensbronweergaven om Nieuwe gegevensbronweergave toevoegen te selecteren.

  2. Klik op de pagina Welkom bij de wizard Gegevensbronweergave op Volgende. De pagina Een gegevensbron selecteren wordt weergegeven.

  3. Controleer in het venster Relationele gegevensbronnen of de gegevensbron Simple_Model is geselecteerd en klik vervolgens op Volgende.

  4. Selecteer op de pagina Tabellen en weergaven selecteren de volgende weergave in de lijst Beschikbare objecten die u wilt gebruiken in het rapportmodel: v_R_System (dbo).

    Tip

    Klik voor hulp bij het vinden van weergaven in de lijst Beschikbare objecten op de kop Naam bovenin de lijst om de objecten op alfabetische volgorde te sorteren.

  5. Klik nadat u de weergave hebt geselecteerd op > om het object over te zetten naar de lijst Toegevoegde objecten.

  6. Als de pagina Overeenkomst met naam wordt weergeven, accepteert u de standaardselecties en klikt u op Volgende.

  7. Wanneer u de nodige objecten hebt geselecteerd, klikt u op Volgende en specificeert u een naam voor de gegevensbronweergave. Typ voor dit voorbeeld Simple_Model.

  8. Klik op Voltooien. De gegevensbronweergave Simple_Model.dsv wordt in de map Gegevensbronweergaven van Solution Explorer weergegeven.

Maken van het rapportmodel

  1. Klik in Solution Explorer met de rechtermuisknop op Rapportmodellen om Nieuw rapportmodel toevoegen te selecteren.

  2. Klik op de pagina Welkom bij de wizard Rapportmodel op Volgende.

  3. Selecteer in de pagina Gegevensbronweergaven selecteren de gegevensbronweergave in de lijst Beschikbare gegevensbronweergaven en klik op Volgende. Selecteer voor dit voorbeeld Simple_Model.dsv.

  4. Accepteer op de pagina Aanmaakregels voor rapportmodel selecteren de standaardwaarden en klik vervolgens op Volgende.

  5. Controleer op de pagina Modelstatistieken verzamelen of Modelstatistieken bijwerken voor het aanmaken is geselecteerd en klik vervolgens op Volgende.

  6. Geef op de pagina De wizard wordt voltooid een naam op voor het rapportmodel. Controleer voor dit voorbeeld of Simple_Model wordt weergegeven.

  7. Klik op Uitvoeren om de wizard te voltooien en het rapportmodel te maken.

  8. Klik op Voltooien om de wizard te sluiten. Het rapportmodel wordt weergegeven in het venster Ontwerpen.

Publiceren van het rapportmodel voor gebruik in SQL Server Reporting Services

  1. Klik in Solution Explorer met de rechtermuisknop op het rapportmodel om Implementeren te selecteren. Voor dit voorbeeld is het rapportmodel Simple_Model.smdl.

  2. Controleer de implementatiestatus onderin de linkerhoek van het venster SQL Server Business Intelligence Development Studio. Wanneer de implementatie is voltooid, wordt Implementatie geslaagd weergegeven. Als de implementatie mislukt, wordt de reden hiervoor weergegeven in het venster Uitvoer. Het nieuwe rapportmodel is nu beschikbaar op uw SQL Server Reporting Services-website.

  3. Klik op Bestand, op Alles opslaan en sluit SQL Server Business Intelligence Development Studio.

Het aangepaste rapportmodel implementeren naar Configuration Manager

  1. Vind de map waarin u het rapportmodelproject hebt gemaakt. Bijvoorbeeld, %USERPROFILE%\Documents\Visual Studio 2008\Projects\<Projectnaam>.

  2. Kopieer de volgende bestanden van de map rapportmodelproject naar een tijdelijke map op uw computer:

    - *\<Modelnaam\>***.dsv**
    
    - *\<Modelnaam\>***.smdl**
    
  3. Open de voorgaande bestanden met een tekstbewerkingstoepassing, zoals Kladblok.

  4. Zoek in het bestand <naam model>.dsv de eerste regel van het bestand, die er als volgt uitziet:

    <DataSourceView xmlns="https://schemas.microsoft.com/analysisservices/2003/engine">

    Bewerk deze regel als volgt:

    <DataSourceView xmlns="https://schemas.microsoft.com/analysisservices/2003/engine" xmlns:xsi="RelationalDataSourceView">

  5. Kopieer de gehele inhoud van het bestand naar het Windows-klembord.

  6. Sluit het bestand <Modelnaam>.dsv

  7. Zoek in het bestand <naam model>.smdl de laatste drie regels van het bestand, die er als volgt uitzien:

    </Entity>

    </Entities>

    </SemanticModel>

  8. Plak de inhoud van het bestand <Modelnaam>.dsv direct vóór de laatste regel van het bestand (<SemanticModel>).

  9. Sluit het bestand <Modelnaam>.smdl en sla het op.

  10. Kopieer het bestand <Modelnaam>.smdl naar de map %programfiles%\Microsoft Configuration Manager \AdminConsole\XmlStorage\Other op de Configuration Manager-siteserver.

    System_CAPS_importantBelangrijk

    Na het kopiëren van het rapportmodelbestand naar de Configuration Manager-siteserver moet u de Configuration Manager-console sluiten en opnieuw starten voordat u het rapportmodel kunt gebruiken in de wizard Rapport maken.

Stappen voor het maken van een geavanceerd rapportmodel in SQL Server Reporting Services

U kunt de volgende procedures gebruiken om een geavanceerd rapportmodel te maken die gebruikers op uw site kunnen gebruiken om rapporten op basis van een model en gegevens te maken in meerdere weergaven van de System Center 2012 Configuration Manager database. U maakt een rapportmodel met daarin informatie over de clientcomputers en het besturingssysteem dat is geïnstalleerd op deze computers voor de auteur van het rapport. Deze informatie is genomen van de volgende weergaven in de System Center 2012 Configuration Manager-database:

  • V_R_System: Bevat informatie over ontdekte computers en de System Center 2012 Configuration Manager-client.

  • V_GS_OPERATING_SYSTEM: Bevat informatie over het besturingssysteem dat op de clientcomputer geïnstalleerd is.

Geselecteerde items van de voorgaande weergaven worden in één lijst samengevoegd, voorzien van beschrijvende namen en vervolgens gepresenteerd aan de auteur van een rapport in Report Builder om in bepaalde rapporten te gebruiken.

Controleer op de computer waar u deze procedures uitvoert of u SQL Server Business Intelligence Development Studio hebt geïnstalleerd en dat de computer netwerkverbinding heeft met de Reporting Services-puntserver. Voor gedetailleerde informatie over SQL Server Business Intelligence Development Studio, zie de SQL Server documentatie.

Het rapportmodelproject maken

  1. Klik op het bureaublad op Start, dan op Microsoft SQL Server 2008, en daarna op SQL Server Business Intelligence Development Studio.

  2. Klik, nadat SQL Server Business Intelligence Development Studio geopend hebt in Microsoft Visual Studio, op Bestand, daarna op Nieuw, en tot slot op Project.

  3. In het dialoogvenster Nieuw project selecteert u Rapportmodelproject in de lijst Sjablonen.

  4. Geef in het Naam-vak een naam op voor dit rapportmodel. Typ voor dit voorbeeld Advanced_Model.

  5. Klik op OK om het rapportmodelproject te maken.

  6. De oplossing Advanced_Model wordt weergegeven in Solution Explorer.

    Notitie

    Als u het deelvenster Solution Explorer niet kunt zien, klikt u op Weergeven en vervolgens op Solution Explorer.

De gegevensbron voor het rapportmodel definiëren

  1. Klik in het deelvenster Solution Explorer van SQL Server Business Intelligence Development Studio met de rechtermuisknop op Gegevensbronnen om Nieuwe gegevensbron toevoegen te selecteren.

  2. Klik op de pagina Welkom bij de wizard Gegevensbron op Volgende.

  3. Controleer op de pagina De definitie voor de verbinding selecteren of Een gegevensbron maken op basis van een bestaande of nieuwe verbinding is geselecteerd en klik vervolgens op Nieuw.

  4. Specificeer in het dialoogvenster Verbindingsbeheer de volgende verbindingseigenschappen voor de gegevensbron:

    - **Servernaam**: Typ de naam van uw System Center 2012 Configuration Manager-sitedatabaseserver of selecteer deze in de lijst. Als u werkt met een benoemd exemplaar in plaats van met een standaardexemplaar, typt u \<*databaseserver*\>\\\<*exemplaarnaam*\>.
    
    - Selecteer **Windows-verificatie gebruiken**.
    
    - Selecteer in de lijst **Selecteer of voer een databasenaam in** de naam van uw System Center 2012 Configuration Manager-sitedatabase.
    
  5. Klik op Verbinding testen om de verbinding met de database te controleren.

  6. Als de verbinding slaagt, klikt u op OK om het dialoogvenster Verbindingsbeheer te sluiten. Als de verbinding niet slaagt, controleer dan of de informatie die u hebt ingevoerd juist is en klik daarna opnieuw op Verbinding testen.

  7. Controleer op de pagina Selecteren hoe u de verbinding wilt definiëren of Een gegevensbron maken op basis van een bestaande of nieuwe verbinding is geselecteerd, controleer of de gegevensbron die u zojuist hebt gespecificeerd, geselecteerd is in de keuzelijst Gegevensverbindingen en klik vervolgens op Volgende.

  8. Specificeer in Naam gegevensbron een naam voor de gegevensbron en klik daarna op Voltooien. Typ voor dit voorbeeld Advanced_Model.

  9. De gegevensbron Advanced_Model.ds wordt weergegeven in Solution Explorer onder het knooppunt Gegevensbronnen.

    Notitie

    Als u de eigenschappen van een bestaande gegevensbron wilt bewerken, dubbelklikt u op de gegevensbron in de map Gegevensbronnen van het deelvenster Solution Explorer om de gegevensbroneigenschappen weer te geven in Gegevensbronontwerper.

De gegevensbronweergave voor het rapportmodel definiëren

  1. Klik in Solution Explorer met de rechtermuisknop op Gegevensbronweergaven om Nieuwe gegevensbronweergave toevoegen te selecteren.

  2. Klik op de pagina Welkom bij de wizard Gegevensbronweergave op Volgende. De pagina Een gegevensbron selecteren wordt weergegeven.

  3. Controleer in het venster Relationele gegevensbronnen of de gegevensbron Advanced_Model is geselecteerd, en klik vervolgens op Volgende.

  4. Selecteer op de pagina Tabellen en weergaven selecteren de volgende weergaven in de lijst Beschikbare objecten die in het rapportmodel gebruikt zullen worden:

    - **v\_R\_System (dbo)**
    
    - **v\_GS\_OPERATING\_SYSTEM (dbo)**
    

    Klik na elke selectie van een weergave op > om het object over te brengen naar de lijst Opgenomen objecten.

    Tip

    Klik voor hulp bij het vinden van weergaven in de lijst Beschikbare objecten op de kop Naam bovenin de lijst om de objecten op alfabetische volgorde te sorteren.

  5. Als het dialoogvenster Namen matchen verschijnt, accepteer dan de standaard selecties en klik op Volgende.

  6. Wanneer u de gewenste objecten geselecteerd hebt, klikt u op Volgende, en vervolgens geeft u een naam op voor de gegevensbronweergave. Typ voor dit voorbeeld Advanced_Model.

  7. Klik op Voltooien. De gegevensbronweergave Advanced_Model.dsv wordt weergegeven in de map Gegevensbronweergaven van Solution Explorer.

Relaties in de gegevensbronweergave definiëren

  1. Dubbelklik in Solution Explorer op Advanced_Model.dsv om het Ontwerpen-venster te openen.

  2. Klik met de rechtermuisknop op de titelbalk van het venster v_R_System om Tabel vervangen te selecteren en klik vervolgens op Met nieuwe benoemde query.

  3. Klik in het dialoogvenster Benoemde query maken op het pictogram Tabel toevoegen (meestal het laatste pictogram in het lint).

  4. Klik in het dialoogvenster Tabel toevoegen op het tabblad Weergaven, selecteer V_GS_OPERATING_SYSTEM in de lijst en klik daarna op Toevoegen.

  5. Klik op Sluiten om het dialoogvenster Tabel toevoegen te sluiten.

  6. Geef in het dialoogvenster Benoemde query maken de volgende informatie op:

    - **Naam:** Specificeer de naam voor de query. Typ voor dit voorbeeld **Advanced\_Model**.
    
    - **Beschrijving:** Specificeer een beschrijving voor de query. Typ voor dit voorbeeld **Example Reporting Services report model**.
    
  7. Selecteer in het venster v_R_System de volgende items in de lijst met objecten die in het rapportmodel moeten worden getoond:

    - **ResourceID**
    
    - **ResourceType**
    
    - **Active0**
    
    - **AD\_Domain\_Name0**
    
    - **AD\_SiteName0**
    
    - **Client0**
    
    - **Client\_Type0**
    
    - **Client\_Version0**
    
    - **CPUType0**
    
    - **Hardware\_ID0**
    
    - **User\_Domain0**
    
    - **User\_Name0**
    
    - **Netbios\_Name0**
    
    - **Operating\_System\_Name\_and0**
    
  8. Selecteer in het venster v_GS_OPERATING_SYSTEM de volgende items in de lijst met objecten die in het rapportmodel moeten worden getoond:

    - **ResourceID**
    
    - **Caption0**
    
    - **CountryCode0**
    
    - **CSDVersion0**
    
    - **Description0**
    
    - **InstallDate0**
    
    - **LastBootUpTime0**
    
    - **Locale0**
    
    - **Manufacturer0**
    
    - **Version0**
    
    - **WindowsDirectory0**
    
  9. Om de objecten in deze weergaven als één lijst aan de rapportauteur te presenteren, moet u een relatie tussen de twee tabellen of weergaven aangeven door middel van een join. U kunt de twee weergaven met elkaar verbinden via het object ResourceID, dat in beide weergaven aanwezig is.

  10. Klik in het venster v_R_System op het object ResourceID en sleep het naar het object ResourceID in het venster v_GS_OPERATING_SYSTEM.

  11. Klik op OK.

  12. Het venster Advanced_Model vervangt het venster v_R_System en bevat alle benodigde objecten voor het rapportmodel uit de weergaven v_R_System en v_GS_OPERATING_SYSTEM. U kunt het venster v_GS_OPERATING_SYSTEM nu verwijderen uit de gegevensbronweergave-ontwerper. Klik met de rechtermuisknop op de titelbalk van het venster v_GS_OPERATING_SYSTEM om Tabel uit DSV verwijderen te selecteren. Klik in het dialoogvenster Objecten verwijderen op OK om de verwijdering te bevestigen.

  13. Klik op Bestand en klik vervolgens op Alle opslaan.

Maken van het rapportmodel

  1. Klik in Solution Explorer met de rechtermuisknop op Rapportmodellen om Nieuw rapportmodel toevoegen te selecteren.

  2. Klik op de pagina Welkom bij de wizard Rapportmodel op Volgende.

  3. Selecteer op de pagina Gegevensbronweergave selecteren de gegevensbronweergave in de lijst Beschikbare gegevensbronweergaven en klik vervolgens op Volgende. Selecteer voor dit voorbeeld Simple_Model.dsv.

  4. Wijzig op de pagina Aanmaakregels voor een rapportmodel selecteren niet de standaardwaarden, en klik op Volgende.

  5. Controleer op de pagina Modelstatistieken verzamelen of Modelstatistieken bijwerken voor het aanmaken is geselecteerd en klik vervolgens op Volgende.

  6. Geef op de pagina De wizard wordt voltooid een naam op voor het rapportmodel. Controleer in dit voorbeeld of Advanced_Model is weergegeven.

  7. Klik op Uitvoeren om de wizard te voltooien en het rapportmodel te maken.

  8. Klik op Voltooien om de wizard te sluiten.

  9. Het rapportmodel wordt weergegeven in het venster Ontwerpen.

Objectnamen in het rapportmodel wijzigen

  1. Klik in Solution Explorer met de rechtermuisknop op een rapportmodel om Designer bekijken te selecteren. Selecteer voor dit voorbeeld Advanced_Model.smdl.

  2. Klik in de ontwerpweergave van het rapportmodel met de rechtermuisknop op een willekeurige objectnaam om Naam wijzigen te selecteren.

  3. Voer een nieuwe naam in voor het geselecteerde object en druk daarna op Enter. U kunt bijvoorbeeld het object CSD_Version_0 de nieuwe naam Windows Servicepackversie geven.

  4. Wanneer u klaar bent met het wijzigen van objectnamen klikt u op Bestand en vervolgens op Alle opslaan.

Publiceren van het rapportmodel voor gebruik in SQL Server Reporting Services

  1. Klik in Solution Explorer met de rechtermuisknop op Advanced_Model.smdl om Implementeren te selecteren.

  2. Controleer de implementatiestatus onderin de linkerhoek van het venster SQL Server Business Intelligence Development Studio. Wanneer de implementatie is voltooid, wordt Implementatie geslaagd weergegeven. Als de implementatie mislukt, wordt de reden hiervoor weergegeven in het venster Uitvoer. Het nieuwe rapportmodel is nu beschikbaar op uw SQL Server Reporting Services-website.

  3. Klik op Bestand, op Alles opslaan en sluit SQL Server Business Intelligence Development Studio.

Het aangepaste rapportmodel implementeren naar Configuration Manager

  1. Vind de map waarin u het rapportmodelproject hebt gemaakt. Bijvoorbeeld: %USERPROFILE%\Documents\Visual Studio 2008\Projects\<naam project>.

  2. Kopieer de volgende bestanden van de map rapportmodelproject naar een tijdelijke map op uw computer:

    - *\<naam model\>***.dsv**
    
    - *\<naam model\>***.smdl**
    
  3. Open de voorgaande bestanden met een tekstbewerkingstoepassing, zoals Kladblok.

  4. Zoek in het bestand <naam model>.dsv de eerste regel van het bestand, die er als volgt uitziet:

    <DataSourceView xmlns="https://schemas.microsoft.com/analysisservices/2003/engine">

    Bewerk deze regel als volgt:

    <DataSourceView xmlns="https://schemas.microsoft.com/analysisservices/2003/engine" xmlns:xsi="RelationalDataSourceView">

  5. Kopieer de gehele inhoud van het bestand naar het Windows-klembord.

  6. Sluit het bestand <Modelnaam>.dsv

  7. Zoek in het bestand <naam model>.smdl de laatste drie regels van het bestand, die er als volgt uitzien:

    </Entity>

    </Entities>

    </SemanticModel>

  8. Plak de inhoud van het bestand <Modelnaam>.dsv direct vóór de laatste regel van het bestand (<SemanticModel>).

  9. Sluit het bestand <Modelnaam>.smdl en sla het op.

  10. Kopieer het bestand <naam model>.smdl naar de map %programfiles%\Microsoft Configuration Manager\AdminConsole\XmlStorage\Other op de Configuration Manager siteserver.

    System_CAPS_importantBelangrijk

    Na het kopiëren van het rapportmodelbestand naar de Configuration Manager-siteserver moet u de Configuration Manager-console sluiten en opnieuw starten voordat u het rapportmodel kunt gebruiken in de wizard Rapport maken.