Share via


Sitesysteemrollen plannen voor implementaties van besturingssystemen in Configuration Manager

 

Van toepassing op: System Center 2012 Configuration Manager, System Center 2012 Configuration Manager SP1, System Center 2012 Configuration Manager SP2, System Center 2012 R2 Configuration Manager, System Center 2012 R2 Configuration Manager SP1

De planningsstappen die u overweegt wanneer u andere sitesysteemrollen voor System Center 2012 Configuration Manager instelt, zijn ook van toepassing wanneer u rollen configureert voor implementaties van besturingssystemen.

Als u bijvoorbeeld van plan bent om meer dan één sitesysteemrol op een server te gebruiken, houd dan rekening met het gecombineerde effect van alle sitesysteemrollen op de bronnen voor de netwerkprestaties, het geheugen, de schijfopslag, het processorgebruik en andere servers. Implementaties van besturingssystemen zijn hoofdzakelijk van invloed op deze bronnen voor distributiepunten en statusmigratiepunten.

Gebruik de volgende gedeeltes als hulp bij de planning van distributiepunten en statusmigratiepunten.

Distributiepunten

Zorg dat u beschikt over voldoende distributiepunten om de implementatie van besturingssystemen op computers te ondersteunen, en controleer de plaatsing van deze distributiepunten in de hiërarchie. Een planning als deze is in wezen hetzelfde als de planning die u zou gebruiken voor de implementatie van andere Configuration Manager-pakketten. Voor de implementatie van besturingssystemen gelden echter wel enkele afwegingen.

Een van die afwegingen is het aantal computers dat tegelijkertijd vanaf één enkel distributiepunt kan worden geïmplementeerd. U moet rekening houden met de verwerkingssnelheid en schijf-I/O van het distributiepunt, de beschikbare bandbreedte op het netwerk en het effect dat de grootte van het installatiekopiepakket op deze bronnen heeft.

Voorbeeld: op een Ethernet-netwerk van 100 MB is het maximale aantal computers dat in één uur een installatiekopiepakket van 4 GB kan verwerken, 11 computers als u geen rekening houdt met andere factoren voor serverbronnen.

8 Megabits transfers 1 Megabyte of data

100 Megabits/sec = 12.5 Megabytes/sec = 750 Megabytes/min = 45 Gigabytes/hour = 11 images @ 4GB per image

In werkelijkheid is het aantal mogelijk veel minder. Als u dus binnen een specifiek tijdsbestek een implementatie naar een specifiek aantal computers moet uitvoeren, distribueert u het installatiekopiepakket naar een toepasselijk aantal distributiepunten. Zie Inhoudsbeheer plannen in Configuration Manager voor planningsinformatie over distributiepunten.

System_CAPS_importantBelangrijk

Een andere afweging is dat wanneer u takenreeksen voor de implementatie van een besturingssysteem in een verzameling computers implementeert, er in Configuration Manager geen onderscheid wordt gemaakt tussen Configuration Manager-siteservers en andere doelcomputers in de verzameling. Als u de takenreeks implementeert in een verzameling die een siteserver bevat, voert de siteserver de takenreeks op dezelfde manier uit als elke andere computer in de verzameling dat doet. Zorg dat u de sitesysteemrol van de siteserver verwijdert voordat u hierop een installatiekopie van een besturingssysteem implementeert, en wijs de sitesysteemrol vervolgens weer toe aan de siteserver nadat het besturingssysteem is geïmplementeerd. Als u een installatiekopie distribueert naar een distributiepunt, moet de server bovendien het installatiekopiepakket ontvangen van een extern distributiepunt. U kunt een installatiekopie niet distribueren naar een distributiepunt op de server en vervolgens de takenreeks waarmee het besturingssysteem wordt geïnstalleerd, implementeren op de server.

Distributiepunten met PXE-functionaliteit

Als u een besturingssysteem wilt implementeren met behulp van PXE, moet u een distributiepunt toewijzen dat kan reageren op de PXE-opstartaanvragen. Het distributiepunt kan vervolgens reageren op de PXE-opstartaanvraag en bepalen welke implementatieacties moeten worden ondernomen. Zie Met PXE geïnitieerde implementaties van besturingssystemen plannen in Configuration Manager voor meer informatie over de implementatie van besturingssystemen met behulp van PXE.

Multicast-distributiepunten

Als u een besturingssysteem naar meerdere computers tegelijkertijd wilt implementeren, moet u een distributiepunt met multicast-ondersteuning configureren. Zie Een multicast-strategie plannen in Configuration Manager voor meer informatie over het gebruik van multicast voor de implementatie van besturingssystemen.

Statusmigratiepunt

Op het statusmigratiepunt worden gebruikersstatusgegevens opgeslagen die op de ene computer worden vastgelegd en vervolgens op een andere computer worden hersteld. U moet de gebruikersstatusgegevens opslaan op het statusmigratiepunt wanneer u kiest voor een gelijktijdige implementatie. Wanneer u echter dezelfde computer gebruikt, bijvoorbeeld voor een implementatie waarbij u het besturingssysteem op de doelcomputer vernieuwt, kunt u de gegevens opslaan op dezelfde computer of op het statusmigratiepunt. Bij bepaalde computerimplementaties wordt in Configuration Manager automatisch een koppeling tussen het statusarchief en de doelcomputer gemaakt wanneer u het gegevensarchief maakt.

Wanneer u het statusmigratiepunt plant, moet u rekening houden met de volgende factoren.

Grootte van de gebruikersstatus

De grootte van de gebruikersstatus is direct van invloed op de schijfopslag op het statusmigratiepunt en de netwerkprestaties tijdens de migratie. Houd rekening met de grootte van de gebruikersstatus en het aantal computers dat moet worden gemigreerd. Houd ook rekening met de instellingen die vanaf de computer moeten worden gemigreerd. Als er bijvoorbeeld al een back-up van Mijn documenten is gemaakt op een server, hoeft u deze wellicht niet te migreren als onderdeel van de implementatie van de installatiekopie. Door onnodige migraties te voorkomen, kan de totale grootte van de gebruikersstatus kleiner blijven en neemt het effect af dat de status anders zou hebben op de netwerkprestaties en schijfopslag op het statusmigratiepunt.

Hulpprogramma voor migratie van gebruikersstatus

Als u de gebruikersstatus wilt vastleggen en herstellen tijdens de implementatie van de besturingssystemen, moet u een USMT-pakket (User State Migration Tool, hulpprogramma voor migratie van gebruikersstatus) gebruiken dat verwijst naar de USMT-bronbestanden. U moet dit pakket maken in de map Software Library/Application Management/Packages. In Configuration Manager wordt USMT 4.0 (dat wordt gedistribueerd in het pakket voor automatische Windows-installaties (Windows AIK)) gebruikt om de gebruikersstatus van het ene besturingssysteem vast te leggen en vervolgens te herstellen op een ander besturingssysteem.

Zie Common Migration Scenarios (Algemene migratiescenario's) voor een beschrijving van verschillende migratiescenario's voor USMT 4.0.

Bewaarbeleid

Wanneer u het statusmigratiepunt configureert, kunt u opgeven hoe lang de gebruikersstatusgegevens moeten worden bewaard die op het punt worden opgeslagen. Hoe lang de gegevens op het statusmigratiepunt moeten worden bewaard, is afhankelijk van twee afwegingen:

  • Het effect dat de opgeslagen gegevens hebben op de schijfopslag.

  • Het mogelijke vereiste dat de gegevens bepaalde tijd moeten worden bewaard voor het geval dat u de gegevens nogmaals moet migreren.

Statusmigratie vindt plaats in twee fasen: vastleggen van de gegevens en herstellen van de gegevens.

Wanneer u de gegevens vastlegt, worden de gebruikersstatusgegevens verzameld en opgeslagen op het statusmigratiepunt. Wanneer u de gegevens herstelt, worden de gebruikersstatusgegevens opgehaald van het statusmigratiepunt en naar de doelcomputer geschreven. Daarna zorgt de stap Statusopslag vrijgeven uit de takenreeks dat de opgeslagen gegevens worden vrijgegeven. Wanneer de gegevens worden vrijgegeven, wordt de bewaartimer gestart. Als u de optie selecteert om gemigreerde gegevens onmiddellijk te verwijderen, worden de gebruikersstatusgegevens verwijderd zodra ze zijn vrijgegeven. Als u de optie selecteert om de gegevens gedurende een bepaalde periode te behouden, worden de gegevens verwijderd zodra die periode is verstreken nadat de statusgegevens zijn vrijgegeven. Hoe langer u de bewaarperiode instelt, hoe meer schijfruimte u waarschijnlijk nodig hebt.

Stations selecteren

Wanneer u het statusmigratiepunt configureert, moet u het station op de server opgeven waarop de migratiegegevens voor de gebruikersstatus moeten worden opgeslagen. U kiest een station uit een vaste lijst met stations. Sommige van deze stations stellen mogelijk echter niet-schrijfbare stations voor, zoals het cd-station of een station dat niet tot de netwerkshare behoort. Bovendien zijn sommige stationsletters mogelijk niet toegewezen aan een station op de computer. U moet een schrijfbaar, gedeeld station opgeven wanneer u het statusmigratiepunt configureert.