Een strategie voor een clientmigratie plannen in System Center 2012 Configuration Manager

 

Van toepassing op: System Center 2012 Configuration Manager, System Center 2012 Configuration Manager SP1, System Center 2012 Configuration Manager SP2, System Center 2012 R2 Configuration Manager, System Center 2012 R2 Configuration Manager SP1

Als u clients wilt migreren vanaf de bronhiërarchie naar een System Center 2012 Configuration Manager-doelhiërarchie, moet u twee taken uitvoeren. U dient de objecten te migreren die aan de client zijn gekoppeld en vervolgens de clients opnieuw installeren of toewijzen van de bronhiërarchie aan de doelhiërarchie. U migreert eerst de objecten zodat ze beschikbaar zijn wanneer de clients worden gemigreerd. De objecten die aan de client zijn gekoppeld worden gemigreerd met behulp van migratietaken. Zie Een strategie voor een migratietaak plannen in System Center 2012 Configuration Manager voor meer informatie over het migreren van objecten die aan de client zijn gekoppeld.

Gebruik de volgende rubrieken om de migratie van clients naar de doelhiërarchie te plannen.

  • Plannen van de migratie van clients naar de doelhiërarchie

  • Plannen van de verwerking van gegevens die op clients achter blijven tijdens de migratie

  • Planning voor de verwerking van de inventaris- en compatibiliteitsgegevens tijdens de migratie

Plannen van de migratie van clients naar de doelhiërarchie

Bij de migratie van clients van de bronhiërarchie, wordt de clientsoftware op de clientcomputer bijgewerkt volgens de productversie van de doelhiërarchie:

  • Een Configuration Manager 2007-bronhiërarchie: Wanneer u clients migreert vanuit een bronhiërarchie waarop een ondersteunde versie van Configuration Manager 2007 wordt uitgevoerd, wordt de clientsoftware op de clientcomputer bijgewerkt naar de clientversie voor de doelhiërarchie.

  • Een bronhiërarchie voor System Center 2012 Configuration Manager SP1 of hoger: Bij de migratie van clients tussen hiërarchieën die dezelfde productversie hebben, wordt de clientsoftware niet gewijzigd of bijgewerkt. In plaats daarvan gebeurt toewijzing van de client van de bronhiërarchie naar een site in de doelhiërarchie.

    Notitie

    Als de productversie van een hiërarchie niet wordt ondersteund voor migratie naar uw doelhiërarchie, upgrade alle sites en clients in de bronhiërarchie naar een compatibele productversie. Na het upgraden van de doelhiërarchie naar een ondersteunde productversie, kunt u tussen de hiërarchieën migreren. Zie het gedeelte Versies van Configuration Manager die worden ondersteund voor migratie in het onderwerp Vereisten voor migratie in System Center 2012 Configuration Manager voor meer informatie.

Gebruik de volgende informatie bij het plannen van de clientmigratie:

  • Voor het upgraden of opnieuw toewijzen van clients van een bronsite naar een doelsite, kunt u iedere implementatiemethode voor clients gebruiken die wordt ondersteund voor het implementeren van clients in de doelhiërarchie. Typische implementatiemethodes voor clients zijn onder andere clientpushinstallaties, softwaredistributie, groepsbeleid en clientinstallaties gebaseerd op softwareupdates. Zie De installatiemethode voor clients bepalen die voor Windows-computers moet worden gebruikt in Configuration Manager voor meer informatie.

  • Controleer of het apparaat dat de clientsoftware uitvoert in de bronhiërarchie voldoet aan de minimale hardwarevereisten en draait op een besturingssysteem dat wordt ondersteund door de versie van Configuration Manager in de doelhiërarchie.

  • Voer alvorens een client te migreren een migratietaak uit om de informatie te migreren die de client gaat gebruiken in de doelhiërarchie.

  • Clients die upgraden behouden hun uitvoeringsgeschiedenis voor implementaties om te voorkomen dat implementaties onnodig opnieuw worden uitgevoerd in de doelhiërarchie:

    • Voor Configuration Manager 2007-clients wordt de advertentie-uitvoeringsgeschiedenis bewaard.

    • Voor System Center 2012 Configuration Manager-clients wordt de uitvoeringsgeschiedenis voor implementaties bewaard.

  • U kunt clients migreren van sites in de bronhiërarchie in iedere gewenste volgorde. Het is wel aan te raden een beperkt aantal clients gefaseerd te migreren in plaats van een groot aantal clients tegelijkertijd. Een gefaseerde migratie legt minder beslag op de netwerkbandbreedte en serververwerking wanneer iedere pas bijgewerkte client zijn initiële inventaris- en compatibiliteitsgegevens naar de toegewezen site verzendt.

  • Bij de migratie van Configuration Manager 2007-clients, wordt de clientsoftware verwijderd van de clientcomputer en de nieuwe clientsoftware geïnstalleerd.

  • Configuration Manager kan geen Configuration Manager 2007-client migreren die de App-V-client heeft geïnstalleerd, tenzij de App-V-clientversie 4.6 SP1 of later is.

U kunt het clientmigratieproces volgen in het Migratie-knooppunt van de werkruimte Beheer in de Configuration Manager-console.

Na de migratie van de client naar de doelhiërarchie kunt u het betreffende apparaat niet langer beheren door middel van uw bronhiërarchie en is het aan te raden de client van de bronhiërarchie te verwijderen. Hoewel het niet vereist is bij het migreren van hiërarchieën, kan dit helpen bij het voorkomen van de identificatie van een gemigreerde client in een bronhiërarchierapport of een onjuiste telling van bronnen tussen de twee hiërarchieën tijdens de migratie. Wanneer bijvoorbeeld een gemigreerde client achterblijft in de database van de bronsite, kunt u een softwareupdaterapport uitvoeren dat de computer mogelijk onjuist identificeert als een onbeheerde bron wanneer het nu wordt beheerd door de doelhiërarchie.

Plannen van de verwerking van gegevens die op clients achter blijven tijdens de migratie

Bij de migratie van een client van de bronhiërarchie naar de doelhiërarchie, blijven er sommige gegevens achter op het apparaat, terwijl andere informatie niet beschikbaar is op het apparaat na migratie.

De volgende informatie wordt behouden op het clientapparaat:

  • De unieke ID (GUID) die een client koppelt aan de betreffende informatie in de Configuration Manager-database.

  • De advertentie- of implementatiegeschiedenis, die voorkomt dat clients onnodig advertenties of implementaties opnieuw uitvoeren in de doelhiërarchie.

De volgende informatie wordt niet behouden op het clientapparaat:

  • De bestanden in de clientcache. Als de client deze bestanden nodig heeft om software te installeren, downloadt de client deze nogmaals vanaf de doelhiërarchie.

  • Informatie van de bronhiërarchie over eventuele advertenties of implementaties die nog niet zijn uitgevoerd. Als u wilt dat de client de advertenties of implementaties uitvoert na de migratie, moet u deze opnieuw implementeren op de client in de doelhiërarchie.

  • Informatie over de inventarisatie. De client zendt deze informatie opnieuw naar de toegewezen site in de doelhiërarchie nadat de client is gemigreerd en de nieuwe clientgegevens zijn gegenereerd.

  • Compatibiliteitsgegevens. De client zendt deze informatie opnieuw naar de toegewezen site in de doelhiërarchie nadat de client is gemigreerd en de nieuwe clientgegevens zijn gegenereerd.

Bij de migratie van een client worden de informatie die is opgeslagen in de Configuration Manager-clientregister en het bestandspad niet behouden. Pas na de migratie deze instellingen opnieuw toe. Standaardinstellingen zijn onder andere:

  • Energiebeheerschema's

  • Instellingen voor logboekregistratie

  • Lokale beleidsinstellingen

Mogelijk moet u bovendien sommige toepassingen opnieuw installeren.

Planning voor de verwerking van de inventaris- en compatibiliteitsgegevens tijdens de migratie

Clientinventaris- en compatibiliteitsgegevens worden niet opgeslagen wanneer u een client migreert naar de doelhiërarchie. Deze informatie wordt opnieuw gemaakt in de doelhiërarchie wanneer een client zijn informatie voor de eerste keer verzendt naar de toegewezen site. Voor minder belasting op de netwerkbandbreedte en serververwerking is het aan te raden een beperkt aantal clients gefaseerd te migreren in plaats van een groot aantal clients tegelijkertijd.

U kunt bovendien geen aanpassingen migreren voor hardware-inventaris van een bronhiërarchie. U moet deze apart van de migratie aanbrengen in de doelhiërarchie. Zie Het uitbreiden van Hardware-inventarisatie in Configuration Manager voor informatie over hoe u de hardware-inventaris uitbreidt.