Releaseopmerkingen voor System Center 2012 Configuration Manager Service Pack 1

 

Van toepassing op: System Center 2012 Configuration Manager SP1

Druk op Ctrl+F om deze releaseopmerkingen te doorzoeken.

Lees deze releaseopmerkingen zorgvuldig door voordat u Microsoft System Center 2012 Configuration Manager Service Pack 1 installeert.

Deze releaseopmerkingen bevatten informatie die vereist is voor een correcte installatie van System Center 2012 Configuration Manager Service Pack 1 (SP1). Deze releaseopmerkingen bevatten ook informatie die niet beschikbaar is in de productdocumentatie.

System_CAPS_importantBelangrijk

Als er een discrepantie is tussen deze releaseopmerkingen en andere documentatie van Configuration Manager, dient de meest recente versie als gezaghebbend te worden beschouwd.

Feedback geven

Als u feedback wilt geven, een suggestie wilt doen of een probleem met System Center 2012 Configuration Manager SP1 wilt melden, gebruikt u hiervoor de Microsoft Connect-site.

Ondersteunde configuraties

Zie voor meer informatie over ondersteunde configuraties.No text is shown for link 'c1e93ef9-761f-4f60-8372-df9bf5009be0'. The title of the linked topic might be empty.

Documentatie

Raadpleeg Documentatiebibliotheek voor System Center 2012 Configuration Manager voor documentatie voor System Center 2012 Configuration Manager SP1. Als u feedback hebt over de documentatie, stuurt u een e-mailbericht naar SMSDocs@Microsoft.com.

Het bijwerken van een prerelease-versie van System Center 2012 Configuration Manager SP1 naar System Center 2012 Configuration Manager SP1 wordt niet ondersteund

Als u een prerelease-versie van System Center 2012 Configuration Manager SP1 hebt geïnstalleerd, verwijdert u deze versie voordat u System Center 2012 Configuration Manager SP1 installeert. Het is ook raadzaam om het besturingssysteem te verwijderen en opnieuw te installeren nadat u eerdere versies van Configuration Manager SP1 hebt verwijderd en voordat u de releaseversie van Configuration Manager SP1 installeert.

Daarnaast biedt Configuration Manager geen ondersteuning voor het importeren van objecten tussen verschillende versies van Configuration Manager.

System Center 2012 Configuration Manager bijwerken naar System Center 2012 Configuration Manager SP1

Als u een releaseversie van System Center 2012 Configuration Manager hebt, kunt u deze bijwerken naar System Center 2012 Configuration Manager SP1. Zie De upgrade van System Center 2012 Configuration Manager plannen en Interoperabiliteit tussen verschillende versies van Configuration Manager voor meer informatie over het bijwerkproces en overwegingen met betrekking tot de interoperabiliteit.

Overwegingen met betrekking tot interoperabiliteit voor de implementatie van besturingssystemen

Configuration Manager SP1 introduceert verscheidene wijzigingen voor de implementatie van besturingssystemen die niet compatibel zijn met eerdere versies van Configuration Manager. Voor de beste ervaring raden we u aan implementaties van besturingssystemen uit te stellen tot alle siteservers in uw hiërarchie zijn bijgewerkt naar Configuration Manager SP1. Dit is echter niet altijd praktisch. Bij grote hiërarchieën kan het bijwerken van alle siteservers bijvoorbeeld veel tijd in beslag nemen. Neem daarom de overwegingen met betrekking tot interoperabiliteit door voordat u begint met het implementeren van besturingssystemen in een hiërarchie met Configuration Manager SP1-sites en Configuration Manager-sites zonder Service Pack 1. Hierbij gaat het om het volgende:

  • Het clientinstallatiepakket

    • Wanneer u Configuration Manager SP1 installeert, wordt de bron voor het standaard clientinstallatiepakket automatisch bijgewerkt naar de versie Configuration Manager SP1. Alle distributiepunten in de hiërarchie worden bijgewerkt met dit nieuwe clientinstallatiepakket, ook als de distributiepunten zich op sites bevinden die nog niet zijn bijgewerkt naar Configuration Manager SP1.

    • Clients waarop Configuration Manager SP1 wordt uitgevoerd, kunnen worden toegewezen aan sites die nog niet zijn bijgewerkt naar Configuration Manager SP1. Als clients in dit scenario per ongeluk worden toegewezen, wordt de sitetoewijzing geblokkeerd op het beheerpunt.

  • Installatiekopieën

    • Wanneer de site op het hoogste niveau wordt bijgewerkt naar Configuration Manager SP1, worden de standaardinstallatiekopieën (x86 en x64) automatisch bijgewerkt naar Windows ADK-opstartinstallatiekopieën die Windows PE 4 gebruiken. De bestanden die aan de standaardinstallatiekopieën zijn gekoppeld, worden bijgewerkt met de Configuration Manager SP1-versie van de bestanden.

    • Om te voorkomen dat takenreeksen mislukken moet u ervoor zorgen dat de versie van de opstartinstallatiekopie overeenkomt met de versie van het clientinstallatiepakket voor Configuration Manager dat u in de takenreeks configureert. Een Windows AIK-opstartinstallatiekopie waarvoor Windows PE 3 wordt gebruikt, moet bijvoorbeeld overeenkomen met de versie van het clientinstallatiepakket zonder servicepack van Configuration Manager. Een Windows ADK-opstartinstallatiekopie moet overeenkomen met de versie van het clientinstallatiepakket voor Configuration Manager SP1.

    • Gebruik geen dynamische media wanneer uw sitehiërarchie sites bevat met verschillende versies van Configuration Manager. Gebruik in plaats daarvan op site gebaseerde media om verbinding te maken met een bepaald beheerpunt totdat alle sites zijn bijgewerkt naar dezelfde versie van Configuration Manager.

    • U kunt Windows AIK-opstartinstallatiekopieën alleen importeren en gebruiken op een Configuration Manager-site waarop Service Pack 1 niet is geïnstalleerd.

    • U kunt Windows ADK-opstartinstallatiekopieën alleen importeren en gebruiken op een Configuration Manager-site waarop Service Pack 1 is geïnstalleerd.

  • Implementatie-eigenschappen

    • Configuration Manager SP1 voegt een implementatieoptie toe om takenreeksimplementaties alleen beschikbaar te maken voor media en PXE. Deze optie wordt niet herkend door Configuration Manager-clients zonder servicepack. Op deze clients worden daarom nog steeds implementaties uitgevoerd die geconfigureerd zijn om deze optie te gebruiken zo lang ze zijn opgenomen in de verzameling waarop de implementatie is gericht. Vermijd het gebruik van deze implementatieoptie totdat alle clients in uw hiërarchie zijn bijgewerkt tot Configuration Manager SP1.

      System_CAPS_importantBelangrijk

      Als u de implicaties van deze compatibiliteitsoverweging niet begrijpt, kan dit gegevensverlies tot gevolg hebben.

Zie Interoperabiliteit bij de implementatie van besturingsystemen plannen voor meer informatie.

Migreren van Configuration Manager 2007

System Center 2012 Configuration Manager SP1 biedt geen ondersteuning voor een lokale upgrade vanaf Configuration Manager 2007, maar biedt wel ondersteuning voor een gelijktijdige migratie.

U kunt System Center 2012 Configuration Manager SP1 gebruiken om migratietaken te maken waarmee objecten en inhoud van Configuration Manager 2007 naar System Center 2012 Configuration Manager SP1 worden gemigreerd. Wanneer u Configuration Manager 2007 migreert naar System Center 2012 Configuration Manager SP1, kunt u bovendien een Configuration Manager 2007-distributiepunt bijwerken naar een System Center 2012 Configuration Manager SP1-distributiepunt. U kunt de branchedistributiepunten, distributiepunten op servershares en standaarddistributiepunten upgraden van Configuration Manager 2007 U kunt ook een Configuration Manager 2007-distributiepunt met een co-locatie op een secundaire siteserver bijwerken. Met deze actie wordt de secundaire site verwijderd en blijft het distributiepunt geïnstalleerd.

Zie de gids Migrating Hierarchies in System Center 2012 Configuration Manager (Hiërarchieën migreren in System Center 2012 Configuration Manager) voor informatie over migratie.

De nieuwe mogelijkheden voor wake-up proxy in een testomgeving beoordelen vóór implementatie in een productienetwerk

Met de nieuwe functie voor Wake-up proxy inschakelen in Configuration Manager SP1 kunt u computers activeren om beheertaken uit te voeren. Omdat u deze computers met deze functie niet uit de slaap- of sluimerstand hoeft te halen, kunt u op deze manier kosten besparen. Beoordeel deze functie echter eerst in een geïsoleerde en representatieve netwerkinfrastructuur. Breid uw test vervolgens uit naar een groep computers op verschillende subnetten. Zorg ervoor dat in de test alle netwerkconfiguraties en netwerkapparaattypen aan bod komen. Als in uw bedrijf een speciaal team verantwoordelijk is voor de netwerkinfrastructuur en -services, moet u dit team informeren over en betrekken bij deze testperiode. In een netwerk met 802.1X-netwerktoegangsbeheer werkt de functie Wake-up proxy inschakelen bijvoorbeeld niet en kan de netwerkservice worden onderbroken. Daarnaast kan het gebruik van wake-up proxy ertoe leiden dat sommige hulpmiddelen voor netwerkbeheer waarschuwingen genereren wanneer de hulpmiddelen verkeer voor het uit de slaapstand halen van computers detecteren. Neem de beschikbare informatie over wake-up proxy door om te bepalen of deze functie geschikt is voor uw organisatie.

Zie de sectie Methoden plannen voor ontwaken van clients in het onderwerp Communicatie plannen in Configuration Manager voor meer informatie over wake-up proxy.

Bekende problemen met System Center 2012 Configuration Manager SP1

In dit gedeelte vindt u de meest actuele informatie over problemen met System Center 2012 Configuration Manager SP1. Deze problemen worden niet weergegeven in de productdocumentatie en zijn, in sommige gevallen, mogelijk in tegenspraak met bestaande productdocumentatie. Indien mogelijk worden deze problemen in latere releases verholpen.

Een gemigreerde configuratiebasislijn van Configuration Manager 2007 kan niet worden geëvalueerd op clientcomputers

Wanneer u een configuratiebasislijn van Configuration Manager 2007 migreert naar System Center 2012 Configuration Manager SP1, wordt de hash van de configuratiebasislijnsamenvatting gewijzigd, maar het versienummer niet. Omdat de hash is gewijzigd, plaatst Configuration Manager een aanvraag om de bestaande configuratiebasislijn te verwijderen in de wachtrij, waarna de gewijzigde configuratiebasislijn wordt gedownload. Als de clientcomputer of de clientservice (ccmexec) opnieuw wordt opgestart voordat de verwijderingsaanvraag is voltooid, downloadt de client de nieuwe configuratiebasislijn niet, omdat het versienummer hetzelfde is als het nummer van de huidige basislijn.

In dit scenario ziet u fout 87d00315 (De CI-versie-info is niet beschikbaar) op het tabblad Implementatie van de werkruimte Bewaking.

TIJDELIJKE OPLOSSING    Nadat de configuratiebasislijn is gemigreerd, wijzigt u deze. Hiermee wordt automatisch het versienummer verhoogd. Wijzig bijvoorbeeld de beschrijving van de configuratiebasislijn.

De Configuration Manager-client wordt niet geïnstalleerd op 64-bits computers

Als de Configuration Manager SP1-client niet wordt geïnstalleerd op 64-bits computers, controleert u of het volgende foutbericht wordt vastgelegd in het bestand CCMSetup.log:

Couldn't verify 'C:\WINDOWS\ccmsetup\MicrosoftPolicyPlatformSetup.msi' authenticode signature. Return code 0x800b0101

TIJDELIJKE OPLOSSING    Raadpleeg het KB-artikel 2801987.

Clientinstallatie op basis van software-update mislukt

Wanneer u een clientimplementatie op basis van een software-update inschakelt, wordt de Configuration Manager-client niet gepubliceerd naar het software-updatepunt. De volgende fout wordt vastgelegd in het bestand WCM.log:

ERROR: Failed to publish sms client to WSUS, error = 0x80131622

TIJDELIJKE OPLOSSING    Download de volgende software-update en installeer deze vervolgens op alle sitesysteemservers waarop de sitesysteemrol van het software-upatepunt wordt uitgevoerd: Update voor Windows Server Update Services (WSUS) 3.0 Service Pack 2 voor x64-systemen (KB2530678).

Zie System Center Update Publisher does not publish customized updates to a computer if WSUS 3.0 SP2 and the .NET Framework 4 are installed (System Center Update Publisher publiceert geen aangepaste updates naar een computer als WSUS 3.0 SP2 en het .NET Framework 4 zijn geïnstalleerd) voor meer informatie over deze software-update.

Virtuele toepassing wordt niet geïnstalleerd met gebeurtenis-id 1008 in de Windows-logbestand Logboeken Toepassingen en Services

Wanneer een virtuele toepassing wordt geïmplementeerd op een computer, mislukt de installatie en wordt door de App-V-client Gebeurtenis 1008 vastgelegd in het Windows-logbestand Logboeken Toepassingen en Services, Microsoft-App-V-Client/Admin.

Deze fout doet zich doorgaans voor wanneer dezelfde toepassing onlangs is verwijderd en kan doorgaans worden opgelost door de computer opnieuw op te starten omdat er installatiebestanden worden gebruikt. U kunt de toepassing pas opnieuw installeren als de computer opnieuw is opgestart.

TIJDELIJKE OPLOSSING    Start de computer opnieuw op en installeer de toepassing opnieuw.

De fout Microsoft.Reporting.WinForms.ReportServerException wanneer u het rapport Statusrapport van gebruikersprofielen voor roaming uitvoert

Het rapport Statusrapport van gebruikersprofielen voor roaming wordt niet uitgevoerd en de fout Microsoft.Reporting.WinForms.ReportServerException wordt weergegeven.

TIJDELIJKE OPLOSSING    Voer de volgende procedure uit.

  1. Klik in de Configuration Manager-console met de rechtermuisknop op het rapport Statusrapport van gebruikersprofielen voor roaming en klik op Bewerken.

  2. Selecteer DataSet0 in Report Builder en klik vervolgens op Bewerken.

  3. Klik op de pagina Eigenschappen van gegevensset met de rechtermuisknop op de query en klik vervolgens op Alles selecteren.

  4. Vervang de geselecteerde query door de volgende query:

      declare @UserSID as nvarchar(max)
      if(@UserName is NULL OR @UserName= '')     set @UserSID = ''
      else
      set @UserSID = (select top 1 UserSID from fn_rbac_Users(@UserSIDs)  where FullName = @UserName)
      declare @MachineID as int
      if(@Machine is NULL OR @Machine= '')       set @MachineID = ''
      else
      set @MachineID = (select ResourceID from fn_rbac_R_System_Valid(@UserSIDs)  where Netbios_Name0 = @Machine)
      select users.FullName as UserName, machines.Netbios_Name0 as DeviceName,case when st.HealthState = 1 then 'Warning' else 'Error' end as HealthState
      from fn_rbac_UserHealthProfileState(@UserSIDs) st
      join fn_rbac_Users(@UserSIDs)  users on users.UserSID=st.UserSID
      join fn_rbac_R_System_Valid(@UserSIDs)  machines on machines.ResourceID = st.ItemKey
      where users.UserSID = @UserSID and (machines.ResourceID = @MachineID or @Machine='') and st.HealthState = @HealthStateID
    
  5. Klik op OK om de pagina Eigenschappen van gegevensset te sluiten en klik vervolgens op OK om het dialoogvenster Queryparameters definiëren te sluiten.

  6. Sluit Report Builder en sla de wijzigingen op.

  7. Voer het rapport opnieuw uit.