Delen via


Webtoepassingen bewaken met Microsoft Monitoring Agent

 

Gepubliceerd: maart 2016

Van toepassing op: System Center 2012 R2 Operations Manager

Als u Microsoft Monitoring Agent samen met Operations Manager gebruikt, beschikt u over toegevoegde waarde voor IT-bewerkingen dankzij realtime waarschuwingen, operationele rapporten en gecentraliseerd configuratiebeheer. U kunt Microsoft Monitoring Agent zonder System Center gebruiken als lichtgewicht oplossing voor de bewaking van de prestaties van Microsoft .NET Framework-toepassingen waarvoor geen zware infrastructuur is vereist bij IT-bewerkingen, zodat u binnen een paar minuten kunt beginnen met de bewaking van toepassingen.

U kunt Microsoft Monitoring Agent voor zelfstandig gebruik of gebruik in combinatie met Operations Manager downloaden van het Microsoft Downloadcentrum. U kunt Microsoft Monitoring Agent ook installeren van het System Center 2012 R2 Operations Manager-installatiemedium. Als u Microsoft Monitoring Agent downloadt van het Microsoft Downloadcentrum, beschikt u over de nieuwste versie van de agent met de nieuwste bewakingsmogelijkheden. Nadat u Microsoft Monitoring Agent hebt geïnstalleerd voor gebruik zonder Operations Manager, kunt u hiermee lokaal toepassingstraceringen verzamelen. Microsoft Monitoring Agent voegt de volgende nieuwe Windows PowerShell-opdrachten toe voor het beheer van lokale bewaking:

  • Start-WebApplicationMonitoring: hiermee wordt de bewaking van een IIS-webtoepassing (Internet Information Services) gestart.

  • Stop-WebApplicationMonitoring: hiermee wordt de bewaking van een IIS-webtoepassing gestopt en wordt een Microsoft IntelliTrace-bestand gemaakt op basis van de gegevens die zijn verzameld tijdens de bewaking.

  • Checkpoint-WebApplicationMonitoring: hiermee wordt een momentopname van het IntelliTrace-bestand gemaakt en wordt de bewaking voortgezet.

  • Get-WebApplicationMonitoringStatus: hiermee wordt de bewakingsstatus van alle bewaakte webtoepassingen opgehaald.

Bewaking met lokale verzameling

Bewaking met lokale verzameling starten en stoppen

  1. Start Windows PowerShell als administrator. Uw account moet lid zijn van de lokale groep Administrators om deze taak uit te voeren. U kunt Windows PowerShell ook uitvoeren als gebruiker die lid is van de lokale groep Administrators.

  2. Als u Windows PowerShell 2.0 gebruikt, moet u de bewakingsmodule Microsoft.MonitoringAgent.PowerShell.dll handmatig importeren vanuit de installatielocatie van Microsoft Monitoring Agent. U vindt de module standaard in C:\Program Files\Microsoft Monitoring Agent\Agent\PowerShell\Microsoft.MonitoringAgent.PowerShell\. Typ bijvoorbeeld import-module "C:\Program Files\Microsoft Monitoring Agent\Agent\PowerShell\Microsoft.MonitoringAgent.PowerShell\Microsoft.MonitoringAgent.PowerShell.dll". bij de Windows PowerShell-opdrachtprompt om de module te importeren.

    System_CAPS_importantBelangrijk

    Als u Windows PowerShell 2.0 gebruikt en Windows PowerShell sluit, moet u deze stap herhalen bij het gebruik van andere Windows PowerShell-opdrachten in Microsoft Monitoring Agent.

    Als u Windows PowerShell 3.0 gebruikt, is de module al geïmporteerd en hoeft u deze niet handmatig te importeren zoals wordt beschreven in deze stap.

  3. Typ Start-WebApplicationMonitoring bij de Windows PowerShell-opdrachtprompt en geef de naam van de webtoepassing, de bewakingsmodus en de uitvoerlocatie op. Typ bijvoorbeeld Start-WebApplicationMonitoring Fabrikam/FabrikanFiber.Web Monitor c:\outputlogs.

    - U kunt de Windows PowerShell-opdrachten **Get-WebSite** en **Get-WebApplication** gebruiken om de naam van de webtoepassing te zoeken.
    
    - Als u de hoeveelheid ruimte wilt beperken die wordt toegewezen aan traceringen, gebruikt u de parameter *MaximumFileSizeInMegabytes* en wijst u voldoende ruimte toe.
    
    - De bewakingsmodus kan Traceren, Bewaken of Aangepast zijn. Deze bewakingsmodules gebruiken een *verzamelingsplan* om te bepalen hoe een toepassing wordt bewaakt (bijvoorbeeld bewaking van bepaalde aangepaste naamruimten, alle of alleen kritieke uitzonderingen en toepassingsspecifieke uitzonderingenhandlers). Als u Traceren kiest, kunt u Microsoft Monitoring Agent op dezelfde manier gebruiken als een IntelliTrace-collector. Hierbij kunt u verzamelingsplannen gebruiken in de vorm van de IntelliTrace-collector die deel uitmaakte van Microsoft Visual Studio 2010 en Visual Studio 2012 en beschikbaar is in Visual Studio 2013. Met de optie Bewaken wordt het standaardverzamelingsplan voor bewaking gebruikt dat vooraf is geconfigureerd in Microsoft Monitoring Agent. U vindt het standaardverzamelingsplan in dezelfde map als de bewakingsmodule. U kunt dit standaardverzamelingsplan gebruiken door de optie Bewaken te kiezen, of u kunt het plan naar een ander bestand kopiëren en aanpassen en vervolgens gebruiken bij de bewakingsmodus Aangepast.
    
    System_CAPS_warningWaarschuwing

    Bij het starten of stoppen van de bewaking wordt mogelijk uw groep van IIS-toepassingen opnieuw gestart of gerecycled.

  4. Als u de bewaking wilt stoppen, typt u Stop-WebApplicationMonitoring. Typ bijvoorbeeld Stop-WebApplicationMonitoring Fabrikam\FabrikamFiber.Web. Zie de volgende Windows PowerShell-onderwerpen voor meer informatie over het gebruik van Windows PowerShell-opdrachten: Microsoft.MonitoringAgent.PowerShell.Start-WebApplicationMonitoring, Microsoft.MonitoringAgent.PowerShell.Stop-WebApplicationMonitoring, Microsoft.MonitoringAgent.PowerShell.Checkpoint-WebApplicationMonitoring en Microsoft.MonitoringAgent.PowerShell.Get-WebApplicationMonitoringStatus.

Lokale bewaking in combinatie met het .NET APM-sjabloon gebruiken

Als u de bewaking van toepassingen hebt geconfigureerd met de .NET APM-sjabloon voor het bewaking van toepassingsprestaties in Operations Manager, kunt u de Windows PowerShell-opdrachten van Microsoft Monitoring Agent nog steeds gebruiken om toepassingen lokaal te bewaken. De Windows PowerShell-opdrachten in Microsoft Monitoring Agent hebben een hogere prioriteit dan de configuratie voor de bewaking van toepassingsprestaties en onderdrukken deze bewakingsconfiguratie tijdelijk als u ze gebruikt om lokale bewaking te starten. Zie Microsoft Monitoring Agent-vereisten en -compatibiliteit voor meer informatie.

Lokale verzameling aanpassen

Voor optimale bewakingsresultaten moet u misschien de standaardverzamelinstellingen aanpassen, zoals naamruimten en drempelwaarden waarmee uw toepassingspecifieke serviceovereenkomsten worden gedefinieerd. Deze aanpassing wordt beheerd met uw verzamelingsplan. Nadat u het verzamelingsplan hebt bewerkt, moet u de bewaking opnieuw starten.