Share via


Bewaking configureren voor Java-toepassingen

 

Om aan de slag te kunnen met de bewaking van Java-toepassingen, zijn deze vier algemene stappen vereist:

  1. Het management pack voor JEE (Java Enterprise Edition) via de stappen voor diepe bewaking importeren en configureren

  2. Het management pack voor de bewaking van Java-toepassingsprestaties importeren

  3. De agent voor de bewaking van Java-toepassingsprestaties handmatig implementeren

  4. De implementatie van de agent voor Java-toepassingsprestaties verifiëren

Het management pack voor Java Enterprise Edition via diepe bewaking importeren en configureren

  1. Importeer en configureer het management pack voor JEE (Java Enterprise Edition) via diepe bewaking, inclusief de installatie van de BeanSpy-toepassing. Dit is een vereiste. De bewaking van Java-toepassingsprestaties werkt alleen als diepe JEE-bewaking is geconfigureerd en BeanSpy is geïnstalleerd.

    System_CAPS_importantBelangrijk

    Hoewel het management pack voor JEE diverse typen toepassingsservers ondersteunt, wordt door de bewaking van Java-toepassingen alleen Tomcat ondersteund.

    Download het management pack voor JEE en de Management Pack Guide voor JEE. Het management pack bewaakt JEE-toepassingsservers en is beschikbaar voor IBM WebSphere, Oracle WebLogic, Red Hat JBoss en Apache Tomcat. Ga naar het System Center Management Pack for Java Enterprise Edition (JEE) in het Microsoft Downloadcentrum, klik op Download en selecteer de bestanden die u wilt downloaden. Selecteer bijvoorbeeld het management pack SC2012OM_JEE_MP.msi en selecteer de Management Pack Guide voor Tomcat (OpsMgr_MP_Tomcat.docx).

    System_CAPS_importantBelangrijk

    Zorg ervoor dat u de Management Pack Guide (.docx-bestand) downloadt die hoort bij de toepassingsserver die u gebruikt. Dit bestand bevat gedetailleerde informatie over de installatie van het management pack en beschrijft wat er wordt bewaakt.

    Met het System Center Management Pack voor Tomcat kan een IT-beheerder bijvoorbeeld de status van exemplaren van de JEE-toepassingsserver in Operations Manager bewaken. Het pakket biedt ook de mogelijkheid om BeanSpy te implementeren, een open source-technologie van Microsoft die in diepe bewaking, onder andere van geheugengebruik, voorziet.

  2. Wanneer de management packs voor de JEE-toepassingsservers zijn geïmporteerd, worden de exemplaren van Tomcat-toepassingsservers automatisch gedetecteerd. Het detectie-interval is standaard ingesteld op 4 uur zodat de detectie wel 4 uur kan duren. Bij Tomcat moet een toepassingsserver worden uitgevoerd anders kan Operations Manager deze niet voor het eerst detecteren. Nadat een exemplaar van een toepassing is gedetecteerd, wordt de configuratie alleen verwijderd wanneer de installatie van de toepassingsserver ongedaan wordt gemaakt.

    Als u exemplaren van de Tomcat-toepassingsserver wilt bewaken, klikt u in de Operations-console op Bewaking, vouwt u achtereenvolgens Toepassingsbewaking, Java-bewaking, JEE-toepassingsservers en Tomcat-toepassingsserver uit en vervolgens selecteert u de gewenste bewakingsmap. Zie de Management Pack Guide voor Tomcat of de Management Pack Guide voor JEE-bewaking die u hebt gedownload voor meer informatie.

  3. Volg de procedure voor de implementatie van BeanSpy op een toepassingsserver. BeanSpy is een open source-technologie van Microsoft die JMX (Java Management Extension) gebruikt om het bewakingspakket in te schakelen om hiermee gedetailleerde informatie over de exemplaren van de toepassingsserver op te halen.

  4. Gebruik de instructies in de Management Pack Guide voor JEE en volg de procedure om de modus voor diepe bewaking in te schakelen.

Het management pack voor de bewaking van Java-toepassingsprestaties importeren

  1. Nu het management pack voor Java Enterprise Edition via diepe bewaking is geïmporteerd en geconfigureerd en BeanSpy is geïmplementeerd, importeert u het management pack voor de bewaking van Java-toepassingsprestaties. Download het management pack van het Microsoft Downloadcentrum.

  2. Het management pack voor de bewaking van Java-toepassingsprestaties (JavaAPMManagementPack.msi) bevat de volgende bestanden:

    - Microsoft.JEE.APM.Library.mpb
    
    - Microsoft.JEE.Tomcat.APM.Library.mp
    
    - Microsoft.JEE.Tomcat.5.Apm.mp
    
    - Microsoft.JEE.Tomcat.6.Apm.mp
    
    - Microsoft.JEE.Tomcat.7.Apm.mp
    

    Importeer deze Library-management packs:

    - Microsoft.JEE.APM.Library.mpb
    
    - Microsoft.JEE.Tomcat.APM.Library.mp
    
  3. Importeer de management packs voor de versies van de Tomcat-toepassingsservers die u bewaakt.

    - Microsoft.JEE.Tomcat.5.Apm.mp
    
    - Microsoft.JEE.Tomcat.6.Apm.mp
    
    - Microsoft.JEE.Tomcat.7.Apm.mp
    

Handmatig de agent voor bewaking van Java-toepassingsprestaties implementeren en bewaking van Java-toepassingsprestaties inschakelen

  1. Nu u het management pack voor JEE (Java Enterprise Edition) via diepe bewaking hebt geconfigureerd en het management pack voor bewaking van Java-toepassingsprestaties hebt geïmporteerd, kunt u de agent voor de bewaking van Java-toepassingsprestaties handmatig implementeren. Als u toepassingsservers wilt zien die u voor bewaking hebt geconfigureerd, klikt u op Configuraties in Bewaking.

  2. Als u de bewaking van Java-toepassingsprestaties wilt inschakelen, klikt u op de optie voor diep bewaakte configuraties in het deelvenster Taken in het deelvenster Bewaking en vervolgens selecteert u een toepassingsserver voor diepe bewaking.

  3. Nadat u een toepassingsserver hebt geselecteerd waarop u de bewaking van Java-toepassingsprestaties wilt inschakelen, klikt u op APM JAR-bestanden extraheren in Taken van exemplaar van bewaakte toepassingsserver in het deelvenster Taken. Hiermee worden de Java-agentbestanden naar de bewaakte machine geëxtraheerd (wanneer Windows op een server wordt uitgevoerd) of naar de gateway- of beheerserver (wanneer Linux op een server wordt uitgevoerd). De taakuitvoer vertelt u naar welke machine de bestanden zijn geëxtraheerd en waar deze zijn geëxtraheerd. Zie de Management Pack Guide voor Java Application Performance Monitoring die beschikbaar is in het Microsoft Downloadcentrum.

  4. Configureer vervolgens de Java-toepassingsserver opnieuw. Als u de bewaking van Java-toepassingsprestaties wilt inschakelen, geeft u opdrachtregelopties op waarin een JAR-bestand wordt gebruikt als programma voor het laden van klassen. Vervolgens start u de toepassing opnieuw. APM wordt ingeschakeld met een detectie die wordt uitgevoerd nadat u de agent hebt geïnstalleerd.

De implementatie en monitors voor onderdrukking van de agent voor de bewaking van toepassingsprestaties controleren

  1. Als u wilt controleren of APM een toepassing bewaakt, klikt u met de rechtermuisknop op een toepassing. U krijgt dan een lijst met prestatiemeteritems te zien: Bewaakte aanvragen/sec, Gemiddelde aanvraagtijd, Prestatiegebeurtenissen/sec, Uitzonderingsgebeurtenissen/sec en, heel belangrijk, waarden voor elk prestatiemeteritem. Vijf monitors zijn hierop van toepassing. Zie de Management Pack Guide voor Java Application Performance Monitoring die beschikbaar is in het Microsoft Downloadcentrum voor meer informatie over monitors.

    System_CAPS_importantBelangrijk

    Als u geen waarden voor deze prestatiemeteritems ziet, is APM niet voor deze toepassingen ingeschakeld. Dit betekent dat u wellicht moet wachten totdat APM wordt gedetecteerd.

  2. Als u monitors wilt zien, klikt u met de rechtermuisknop in Health Explorer op een toepassing en vervolgens klikt u op Openen en op Prestatieweergave. Enkele monitors zijn uitgeschakeld.

  3. Als u monitors wilt onderdrukken klikt u met de rechtermuisknop in Health Explorer op een monitor en klikt u op Monitoreigenschappen. Klik op het tabblad Onderdrukkingen op de eigenschappenpagina van de monitor, klik op Onderdrukken en selecteer vervolgens de regel die u wilt onderdrukken. Op de pagina Onderdrukkingseigenschappen kunt u monitors in- en uitschakelen en de drempelwaarde-instellingen voor de monitors wijzigen.

Gebeurtenissen met Application Diagnostics weergeven

  1. Net als bewaking voor .NET-toepassingsprestaties kunt u Application Diagnostics gebruiken om gebeurtenisinformatie voor bewaking van Java-toepassingsprestaties weer te geven. Zie Werken met de Application Diagnostics-console en Gebeurtenissen verwerken met Application Diagnostics voor informatie over het openen en het gebruik van Application Diagnostics.

    Vanwege de manier waarop Java-statistieken worden gerapporteerd, zijn een aantal van de APM-standaardrapporten niet van toepassing op bewaking van Java-toepassingsprestaties. Het kan bijvoorbeeld zijn dat u N.v.t. in enkele rapportkolommen ziet waar de bewaking van Java-toepassingsprestaties niet van toepassing is. Vanwege de manier waarop Java-toepassingscontainers aan servers worden gekoppeld, is het zo dat veel rapporten op serverniveau geen gegevens bevatten.